Direct contact? Mail ons: info@oorlogsverhalen.com

Home > Namen > Joop Souhoka

Joop Souhoka

Het oorlogsverhaal van Joop Souhoka uit Groningen. Hij is op Java in de Republiek Indonesië geboren. Zijn oorlogsverhaal is op panelen tentoongesteld door beeldend kunstenaar Egbert Pikkemaat voor zijn expositie-project 'Oorlogsverhalen van Indische en Molukse Groningers'

Molukse familienaam

Joop Souhoka (foto rechts) is in 1951 geboren in Surabaja op Java. De Molukse familienaam Souhoka stamt uit de zeventiende eeuw en kan worden ontleed in ‘Sou’ en ‘Hoka’; wat zien en horen betekent. Zijn grootvader werd in 1888 genaturaliseerd tot Nederlander omdat hij werkte voor de Nederlandse overheid als ‘posthouder’ - een belangrijke door Nederland benoemde ambtenaar en gedeeltelijk in dienst van het KNIL ( Koninklijk Nederlands Indisch Leger)- op het eiland Babar in de Molukken archipel. Het beroep werd van vader op zoon doorgegeven. Ook Joops opa en zijn vader werden posthouder. De ouders van Joop woonden in Surabaja. Zij genoten aanzien en daardoor kon de familie tussen de Nederlandse elite wonen in een gegoede wijk, die men de ‘Bovenstad’ noemde.

Japanse bezetting Indië

Joop’s vader is 7 jaar als het Japanse leger in 1942 Nederlands-Indië binnenvalt. Het gezin weet tijdens de oorlog buiten het Jappenkamp te blijven. Zoals zo vaak het geval is, wordt over de Japanse bezettingstijd binnen de Indische gemeenschap weinig gesproken. Dat geldt ook voor de geweldadige Bersiap-periode, die net na de oorlog aanbrak.

Na de oorlog

Na de oorlog treedt Joop’s vader in dienst van het KNIL als verbindingsofficier en ook hij wil graag de familietraditie als posthouder voortzetten.
In 1951 wordt Joop geboren. Na de overdracht van Nederlands-Indië aan de Republiek Indonesië in 1950, vindt er een dramatische wending in de carrière van Joops vader plaats.
Het KNIL wordt ontbonden en het aanzien dat de familie tijdens het Nederlandse bewind had genoten, verslechterde in rap tempo. Nederlanders waren eigenlijk niet meer gewenst in het nieuwe Indonesië.

Vertrek uit Indonesië

Zo waren vader en moeder genoodzaakt uit Indonesië te vertrekken. Er waren twee opties: vertrekken naar Nederland of naar Nieuw-Guinea, dat nog wel Nederlands was.
(Foto rechts: paneel van de expositie 'Oorlogsverhalen van Indische en Molukse Groningers in het Floreshuis).

Naar Nieuw-Guinea

Voor het besturen en opbouwen van het nog nauwelijks ontwikkelde Nieuw-Guinea waren de ervaringen van voormalige Indisch-Nederlandse ambtenaren goed te gebruiken. Dus kozen de Souhoko’s om naar Nieuw-Guinea te vertrekken.
Daar bleek de werkelijkheid echter heel anders te zijn, maar dat was ze niet verteld. Het werd allemaal te mooi voorgesteld. Het was pionieren, want er was nog bijna helemaal niets. De Papoea-taal was bijna niemand van de Nederlandse overheidsambtenaren machtig. Het bestaan in Nederlands-Nieuw-Guinea was voor Joop’s ouders dan ook een groot contrast met hun vroegere leven in Surabaja. Joop zag zijn ouders hieronder lijden. Maar Joop heeft in die tijd ook van hen geleerd hoe je onder moeilijke omstandigheden je rug recht moet en kunt houden. Als kleine jongen kwam hij in een tropisch paradijs terecht, waarin hij ultieme vrijheid genoot en kon spelen, zwemmen en vissen in de prachtige natuur.

Overdracht Nieuw-Guinea aan Indonesië

Door de westerse grote mogendheden en met name door President Kennedy van Amerika werd Nederland in 1962 gedwongen om Nederlands Nieuw-Guinea op te geven, waarna het zou gaan behoren tot Indonesië. Joop’s vader en zijn gezin moesten niet direct weg uit Nieuw-Guinea, want het land stond voor de definitieve overdracht eerst nog tijdelijk onder bestuur van de United Nations Temporary Executive Authority (UNTEA).  Joop’s vader werd door UNTEA daarom nog een jaar als posthouder gestationeerd in de plaats Seroei op het eiland Yapen in de Geelvinkbaai in Westelijk Nieuw-Guinea (het voormalige Nederlands Nieuw-Guinea). Maar daarna moest het gezin er weg om zich te vestigen in Nederland.

De cijfers

  • In verband met de overdracht van Nederland aan Indonesië moesten vanaf 1962 alle op Nieuw-Guinea verblijvende Nederlanders (ca. 14.000 personen) geëvacueerd worden.
  • In de periode van het zogenoemde UNTEA-bestuur van 1962-1963 kwamen nog een aantal ambtenaren en papoea's, die in Nederlandse dienst waren geweest met hun gezinnen naar Nederland (-redactie Stichting Oorlogsverhalen). 

Weg uit Nieuw-Guinea
(Foto rechts: Joop's vrouw Coby toont een batikdoek met een kaart van de Indische Archipel).
Na de vele repatrianten, die na de Indonesische onafhankelijkheid op 27 december 1949 gedwongen waren geweest te vertrekken naar Nederland -zoals bijvoorbeeld de Molukse KNIL-militairen met hun gezinnen- hadden ook Joops ouders na de feitelijke overdracht van Nieuw-Guinea geen andere keuze. Maar zij werden gelijkgesteld met spijtoptanten, die de repatriërings-en vestigingskosten aan de Nederlandse overheid moesten terugbetalen.
Dat heeft bij Joops ouders tot veel teleurstelling geleid. Vooral bij vader, die tot het allerlaatste moment, als officier in Nederlandse dienst zijn moederland heeft gediend.

Nergens thuis
Joop voelde zich nergens echt thuishoren. De Nederlanders beschouwden hem als een Molukker, de Molukkers vonden hem te Nederlands en voor de Indo’s was hij te Moluks. Ook binnen de Molukse gemeenschap ‘schuurde’ het onderling.
Na de treinkapingen kregen opeens alle Molukkers het gevoel als staatsgevaarlijk te worden beschouwd. Zijn ouders maakten in die tijd bijvoorbeeld mee dat de melkboer hun huis oversloeg.
Joop was beëdigd makelaar geworden. Hij herinnert zich nog goed, dat toen hij makelaar was, hij door andere makelaars werd genegeerd vanwege zijn Molukse achternaam.
Misschien wel daarom heeft hij zich later als (allochtone) medewerker bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken binnen zijn team altijd sterk gemaakt voor de arbeidsintegratie van meer Molukse medewerkers.

Tot slot: Joop koestert de acceptatie door de bewoners van Oude Pekela, waar hij lang woonde...

 

 

 

.

 

 

Terug naar het overzicht