Kawar Yakinsyah
Het verhaal van Kawar Yakinsyah uit Korrewegwijk/De Hoogte in de provincie Groningen. Hij is na de Tweede Wereldoorlog op Sumatra in de Republiek Indonesië (het voormalig Nederlands-Indië) geboren. Zijn verhaal is op panelen tentoongesteld door beeldend kunstenaar Egbert Pikkemaat voor zijn expositie-project 'Oorlogsverhalen van Indische en Molukse Groningers'.
Geboren op Oost-Sumatra
Kawar Yakinsyah (foto rechts) is in 1962 geboren op Oost-Sumatra in het dorpje Limang, dat 150 jaar geleden door zijn overgrootvader is gesticht op een geïsoleerde plek in het regenwoud. De kleine gemeenschap hield vast aan hun eeuwenoude Hindoeïstische tradities, die zij later vermengden met het Rooms-Katholieke geloof. De oorspronkelijke dorpsregels zijn nooit aangepast. Zo kan een man meerdere vrouwen hebben. Kawar zegt glimlachend: “Hier in Groningen ben ik een gewaardeerd schoonmaker, maar in Limang ben ik eigenlijk koning”. Door de afgelegen ligging van het dorp, was er nauwelijks contact met het bestuur van Oost-Sumatra, dat in Medan zetelt.
Zijn ouders en de oorlog
Kawar is na de oorlog geboren. Als hem naar de oorlogservaringen van zijn ouders wordt gevraagd antwoordt Kawar: “In Limang hebben ze de oorlog nooit van dichtbij meegemaakt. Japan vocht tegen de Nederlanders en die zaten in Medan, waar zij tot vlak na de oorlog woonden en hun tabaksplantages runden. Datzelfde gold ook voor de onafhankelijkheidsstrijd die na de Tweede Wereldoorlog uitbrak. De Indonesische archipel is groter is dan heel Europa. Hoe de oorlog per regio werd ervaren hangt sterk af van de ligging en het economische belang voor de machthebbers”, aldus Kawar.
Getrouwd
Kawars ouders waardeerden de goede samenwerking met de Nederlanders, die infra- structuur, werkgelegenheid en voorzieningen in Indië brachten.
Dankzij die infrastructuur, kwamen in de jaren ’80 veel Nederlandse toeristen naar Sumatra. Hun zoon Kawar vindt in die tijd werk als gids en organiseert jungle-expedities.
Hij wordt verliefd op een Nederlandse vrouw. In 1992 vestigen ze zich in Nederland. Ze trouwen in 1994 en krijgen 2 dochters. In 1996 trouwt het stel volgens de eeuwenoude tradities ceremonieel in Limang, in het bijzijn van zijn familie in Oost-Sumatra
Indonesische afkomst
Als Kawar wordt gevraagd waarom hij wil meedoen aan de expositie ‘Oorlogsverhalen van Indische en Molukse Groningers’ (zie paneel rechts) reageert hij emotioneel en vertelt dat zijn dochter hem laatst deze vraag stelde: “Wat is de belangrijkste plek in jouw leven, papa?” Toen is hij gaan beseffen, dat zijn Indonesische afkomst ook gevolgen heeft gehad voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van zijn dochters, die nu 24 en 28 jaar zijn. Hij wil graag de culturele waarden van zijn Indische opvoeding overdragen aan zijn in Nederland geboren en getogen dochters, en hoopt dat de kloof met hen daarvoor niet te groot is. Hij verwoordt het zo: “Het verhalen project geeft mij de trots om met anderen hierover te kunnen praten en om met mijn dochters onze gezamenlijk identiteit te ontdekken, waardoor wij elkaar beter leren begrijpen.”
Kloof tussen twee werelden
Kawar is inmiddels gescheiden van zijn Nederlandse vrouw. En daardoor voelt hij de kloof tussen de twee werelden Nederland en Sumatra nog sterker. Hij blijft het liefst bij zijn dochters in Groningen, maar hij verlangt ook naar zijn geboortedorp op Sumatra. Dat heeft nog een andere, heel speciale, reden:
Grafmonument
Volgens de eeuwenoude tradities in het dorp Limang is de as van zijn voorouders al drie generaties in het grafmonument van de familie bijgezet.
Kawar vertelt: “In 2008 bezochten mijn toenmalige vrouw en ik samen met onze dochters het familie grafmonument in Limang (Foto rechts).
Ik vertelde mijn dochters toen dat na ons overlijden de urnen met de as van mij en van mijn vrouw ook in dit monument zouden worden bijgezet. Daarop vroeg mijn oudste dochter: “Mag ik er dan ook bij?” Ik zei: “Nee, volgens de oude traditie hier kunnen alleen de oudste mannen in de familielijn met de moeders van hun oudste zonen hier aanspraak op maken. Hetzelfde geldt voor de erfenis”. Dus niet hun dochter”. Kawar vervolgt: “Dit spijt mij zeer. Het knaagt aan me. Ik zou zo graag verandering in deze traditie willen. Mijn grote wens is dat mannen en vrouwen hierin gelijk zijn, zodat ieder lid van mijn familie gelijke rechten heeft op de erfenis en op een plek in het familiemonument.”
Regels aanpassen
Omdat Kawar als erfgenaam van de belangrijkste familie in het dorp veel invloed heeft, wil Kawar de regels aanpassen, waarmee ook de weg naar een vrouw als dorpshoofd open ligt.
De Nederlandse scheidingspapieren zijn voor hem geen belemmering, omdat hij ceremonieel in Limang is gehuwd en dát geldt. De keus is aan de dorpsgenoten. En als zij instemmen zou dit het mooiste geschenk van Kawar aan zijn dochters zijn. “Want”, zegt Kamar: “Ik kan niet sterven met het idee dat mijn dochters en ik niet samen in ons familiegraf zullen rusten”