Direct contact? Mail ons: info@oorlogsverhalen.com

Home > Namen > Roos Tutuarima

Roos Tutuarima

Het oorlogsverhaal van Roos Tutuarima uit Groningen. Zij is op Java in Nederlands-Indië geboren. Haar oorlogsverhaal is op panelen tentoongesteld door beeldend kunstenaar Egbert Pikkemaat voor zijn expositie-project 'Oorlogsverhalen van Indische en Molukse Groningers'

Geboren in Semarang

Roos is in 1928 geboren in Semarang op Java en inmiddels 95 jaar. Ze is de jongste in een gezin met drie kinderen. De vader van Roos was militair bij het Koninklijk Indische Leger, het KNIL. Hij woonde met zijn gezin op het kazerneterrein. Alleen militairen met de hogere rangen (officieren) woonden in de stad. Dat was een privilege dat eerder aan hun voorouders was verleend. Roos heeft in haar jeugd veel vrijheid gekend, maar buiten het kazerneterrein moest ze toch wel oppassen voor de inlanders. Daarom liep ze nooit alleen, maar altijd met andere kinderen naar school.

Japanse bezetting

Roos is dertien jaar als de oorlog uitbreekt in Nederlands-Indië. Japan bezet met een grote overmacht van troepen in maart 1942 Nederlands-Indië. Op 8 maart 1942 geeft Nederlands-Indië zich over. Japan heeft vanaf dan de militaire en bestuurlijke macht in Indië.
De soldaten van het KNIL, waaronder ook veel Molukse militairen, worden krijgsgevangen gemaakt en door de Japanners naar werkkampen afgevoerd. Zowel in de Indische Archipel, als in andere landen in Zuid-Oost Azië, zoals Birma, en zelfs ook naar krijgsgevangenkampen in Japan.

Kamp Tjimahi

Roos’ vader wordt overgebracht naar Tjimahi bij Bandoeng (foto rechts), waar het kazerneterrein van het 4e en 9e bataljon is omgedoopt tot krijgsgevangenkamp. Een broer van haar vader werd gevangen gezet in Soerabaja. Roos herinnert zich dat ze met haar moeder hem (haar oom) nog hebben kunnen bezoeken. Hij was door de Japanse bewakers met stokken in elkaar geslagen. Aan de gevolgen daarvan is hij volgens Roos waarschijnlijk overleden. Ook de vader van Roos heeft het Jappenkamp niet overleefd. Roos is er nooit achter gekomen wat er met hem gebeurd is.

Vrouwen KNIL-militairen

De achtergebleven vrouwen van de KNIL-militairen, met name de Molukse vrouwen, waren zonder hun mannen erg kwetsbaar geworden voor met Japan collaborerende inlanders. In winkels en op de markt zijn zij ineens niet meer welkom.
Voor hun veiligheid worden de vrouwen en hun kinderen -dus ook het gezin van Roos- geëvacueerd naar een kamp bij Tjisaroea, gelegen hoog in de bergen tussen Bandoeng en Bogor (Foto rechts: de bergen anno nu bij Cisarua/Tjisaroea).
Om te kunnen overleven verkoopt Roos’ moeder langzamerhand al haar bezittingen. Zelfs haar sarong wordt verkocht.  Pas toen een van de geëvacueerde vrouwen een relatie kreeg met een Japanse kapitein – Iwaki genaamd – en met hem trouwde, werd er regelmatig rijst in het kamp afgeleverd. Dat ze de Japanse bezetting in het bergdorp Tjisaroea overleefd heeft, is ook te danken aan de grote saamhorigheid in het kamp tussen de vrouwen.

Capitulatie Japan

Op 15 augustus 1945 capituleert Japan, nadat de Amerikanen twee atoombommen hebben gegooid op de steden Hiroshima en Nagasaki. Maar voor de gevangenen in de Jappenkampen bleek vrijheid ver te zoeken: voor hun veiligheid moesten ze in de kampen blijven. Ze werden voorlopig meestentijds beschermd door Japanse militiaren, die zich overgegeven hadden aan de geallieerden. Wat was er aan de hand?
Na de proclamatie van de Republiek Indonesia door Soekarno op 17 augustus 1945 ontstond er een zeer gespannen sfeer, die uitmondde in wraakacties en moordpartijen door opstandige groepen jongeren- de pemoeda’s- onder de Nederlanders, Europeanen, Molukkers, Chinesen en Indo‘s, die verantwoordelijk werden gesteld voor de koloniale tijd van voor de oorlog. Naar schatting vielen in deze zogeheten bersiap-periode 30.000 doden, waaronder veel vrouwen en kinderen.

Roos ervaart de bersiap zelf

De chaos van de bersiap is ook aan Roos niet ongemerkt voorbijgegaan. Een zuster van haar moeder, die ook in het kamp zat, had zich laten gaan, toen ze een vergeefse poging deed om op de markt aan voedsel te komen. Dat was namelijk nog steeds problematisch. Het lukte haar maar niet iets eetbaars te bemachtigen. In haar frustatie hierover zou zij hebben geroepen: “Republiek Indonesia, poep!”.
Het gevolg was, dat een groep boze Indonesiërs naar het kamp (waar de hele familie van Roos minus de mannen dus nog steeds zat) kwam om verhaal te halen. Iedereen was bang dat het zou kunnen ontaarden in een moordpartij onder de kampbewoners. Roos was al onder de divan gedoken en lag roerloos te wachten wat er zou gebeuren. Maar haar oma (de moeder van Roos’ moeder en haar zus) wist de woedende meute ervan te overtuigen dat haar dochter niet meende wat ze op de markt had geroepen. Ze zou door de oorlog ‘mataglap’(gek) geworden zijn en daardoor niet geweten hebben wat ze had uitgekraamd.
Deze uitleg werd uiteindelijk door de boze Indonesiërs aanvaard. Maar als genoegdoening kreeg oma wel de opdracht haar eigen dochter in het openbaar afranselen. Dat gebeurde en zorgde er gelukkig voor dat de boze Indonesiërs afdropen.

In Bandoeng

Toen halverwege 1946 met de komst van bijna 200.000 Nederlandse militairen de orde in Nederlands-Indië weer grotendeels was hersteld, woonde Roos in Bandoeng, waar ze verschillende cursussen volgde.
Roos kreeg een relatie met de zoon van een hoge KNIL-militair, die gestationeerd was op de militaire vliegbasis Andir bij Bandoeng.
Enige tijd later trouwde ze met deze zoon.
Er is nog een huwelijksfoto van het bruidspaar bewaard gebleven.
Roos kreeg een goede baan als stenotypiste bij een legerproductiebedrijf. En ze fungeerde ook vaak als chauffeur om haar chefs naar belangrijke vergaderingen te rijden. Zij waren  bang om door inlandse chauffeurs gekidnapt te worden. Van haar zwager had zij autorijden geleerd op de kazerne, waar hij werkte. Zij haalde ook het groot-rijbewijs.

Naar Nederland

Na de soevereiniteitsoverdracht van Nederlands-Indië aan Indonesië op 27 december 1949 werden ook de Molukse KNIL-militairen naar Nederland verscheept. Roos en haar man en familie kwamen in 1951 terecht in het Molukkers opvangkamp 'Nuis' bij Marum.


Kamp Nuis

  • Tijdens de Duitse bezetting van Nederland in de Tweede Wereldoorlog was Kamp Nuis onderdeel van de Arbeidsdienst. Na de bevrijding werden in het kamp NSB-ers en collaborateurs met de Duitsers gevangen gezet.
  • In 1948 werd het een dependance van de gevangenis van Veenhuizen
  • Vanaf 1951 werd het barakkenkamp gebruikt voor de tijdelijke opvang van circa 250 Molukse KNIL-militairen, meestal met hun gezinnen. 
  • In 1964 is het kamp gesloten en daarna gesloopt.

Intermediair

Het heeft Roos toen verbaasd hoe weinig men in Nederland afwist van Indië. Omgekeerd heeft Roos op school wel veel geleerd over haar moederland.
Haar man was destijds in Nederlands-Indië zo vernederlandst, dat hij bijna geen Maleis meer sprak. Roos moest altijd voor hem het Maleis naar het Nederlands vertalen. Pas in Nederland heeft de echtgenoot van Roos weer Maleis leren spreken. Dat was noodzakelijk, omdat de meeste mensen in Kamp Nuis alleen Maleis spraken. Maar dat haar man heel goed Nederlands sprak, werkte in het Molukkenkamp wel in zijn voordeel: hij werd door de kampbeheerder aangesteld in een belangrijke  functie, namelijk die van chef-kok. En dat terwijl hij -zoals Roos lachend vertelt- de kookkunst eigenlijk niet goed machtig was.
In Kamp Nuis was Roos zelf voor de bewoners  vooral ook intermediair bij het bestellen van boodschappen bij de middenstanders in het dorp, omdat zij zowel Maleis als Nederlands spreekt. En dat werd zeer gewaardeerd: als stille beloning kreeg zij van deze en gene nogal eens iets extra’s toegestopt.

Tenslotte

Voor Roos was in Nederland één rijles genoeg om een Nederlands rijbewijs te ontvangen. Daarmee zou zij volgens haar zomaar de eerste Molukse vrouw kunnen zijn, die hier te lande een Nederlands rijbewijs heeft gekregen. Ze is er nog altijd trots op...

 

 

Terug naar het overzicht