Direct contact? Mail ons: info@oorlogsverhalen.com

Home > Namen > Annie Schuurmans-Konings

Annie Schuurmans-Konings

Annie Schuurmans-Konings is 14 jaar als zij in Den Bosch in oktober 1944 de bevrijding meemaakt. Zij heeft haar oorlogsverhaal op schrift gesteld als ooggetuige-verslag. Hieronder een samenvatting van dit verhaal.

Annie Schuurmans: "Met mijn ouders, broers Martin en Jan (15 en 7 jaar), zusje Bets (13) en ik (14) wonen wij op Oversingel 17 in Den Bosch. ‘Ook mijn grootmoeder (79), die steeds een half jaar bij ons is, hoort dan tot het gezin.
Vanuit ons huis hebben wij uitzicht op de Vughterbrug en links van ons ligt de Willemsbrug. Wij kunnen het verkeer naar beneden zien gaan richting Deuteren/ Vlijmen, de Langstraat in. Iedereen die deze weg neemt passeert de Koning Willem 1 kazerne. Vanuit dat onderkomen hebben wij al heel wat drukte van en rondom de Duitse Wehrmacht gezien en het 'Und wir fahren gegen Engeland', luidkeels en met overtuiging gezongen door langs marcherende moffen, kennen we van buiten".

Hordes vliegtuigen

Annie: "Op zondag 17 september zien wij, alsof het grote groepen fladderende spreeuwen betreft, hordes vliegtuigen overkomen. Ze vliegen heel laag waardoor we duidelijk de kabels zien waarmee ze zweefvliegtuigen trekken. Wat precies de bedoeling is van deze operatie is en/of de bestemming weten we niet. Wel ontdekken we al gauw dat er iets behoorlijk mis is gegaan. We zien minstens drie groepen van een man of dertig vreemde militairen, geflankeerd door zwaarbewapende Duitsers, langskomen richting kazerne. Krijgsgevangenen dus".

Evacuatie

"Een paar dagen later komen de Duitsers een voor een onze huizen langs om te bevelen dat ons gezin (zie foto rechts) het huis uit moet omdat de twee bruggen worden opgeblazen. We krijgen een paar dagen de tijd om te vertrekken. Vertrekken? Waarheen? Wij hebben geen familie in de stad of naaste omgeving.
Links en rechts informeren levert op dat we in de wasserij van Wilsens op de Westwal mogen bivakkeren. Tussen grote wasmachines en drogers worden bedden en wat stoelen geplaatst en het fornuis mag er ook bij. De hele verhuizing gaat per hoog opgeladen fietsen; een handkar of bakfiets is niet meer voorhanden en vrijwel niemand heeft een auto. Het konijn, Keesje, dat in de nazomer los mag lopen in de tuin kan niet mee, achterlaten kan ook niet. Tot ons verdriet wordt nog vlug zijn nek omgedraaid en verdwijnt hij in de juspan", aldus Annie.

Schiet mien mar dood, aj durft

"Mijn zusje en ik krijgen de opdracht onze oma mee te nemen naar ons nieuwe onderkomen op de Westwal. Behalve ieder een tas krijgt zij op het laatste moment ook nog de gevulde juspan in de arm gedrukt. Ik moet oma “goed vasthouden” : het hoogbejaarde frêle vrouwtje loopt moeilijk.
Als we midden op de brug zijn (zie foto rechts) komt ons een “hoge” Duitser tegemoet. Zwaaiend met een glinsterende revolver of pistool schreeuwt hij 'Die Brücke ab, Schnell, Schnell'. Hij kijkt op zijn horloge en schreeuwt nog harder 'Schneller'. Hij staat nu vlak voor ons met zijn schiettuig. Zusje en ik zijn danig onder de indruk maar oma niet het minst. Ze is heel erg doof en wat hij roept verstaat ze niet maar zijn dreigend gezwaai bevalt haar allerminst. Recht overeind staand bijt ze hem toe “Schiet mien mar dood, aj durft” en voegt daar nog aan toe “snotneus”. De mof heeft niet lang interesse voor haar commentaar; hij kijkt ongerust nog eens op zijn horloge en holt daarna de brug  af. Dan hebben zusje en ik het helemaal niet meer. Wij willen niet dood en roepen tegen elkaar “vasthouden”. We grijpen oma onder de armen en sleuren het mensje letterlijk over de brug. Aan haar “ik bun geen drieftol” hebben we geen boodschap meer.
Aangekomen in de wasserij zakt het arme mens totaal ontredderd op een stoel tussen allerlei zooi dat nog een plaatsje moet vinden. Ze is kwaad, heel erg kwaad, op òns. Onderweg hebben we twee enorme klappen gehoord, verduisterende stofwolken  gezien en veel glasgerinkel gehoord. Of dat de bruggen waren?
Als ik aan dit moment, na 75 jaar, terugdenk zie ik weer de over de grond slepende voetjes van mijn oma. Zij was toen maar een aantal jaren jonger als ik nu", aldus Annie in haar ooggetuigeverslag.

Het wordt menens

"Voor zover dat kan zijn we redelijk geïnstalleerd in de wasserij als het menens begint te worden. We horen het geschiet al duidelijk. Mevrouw van Eyck, die met haar dochters Tilly en Els, in een groot huis naast de wasserij woont, nodigt ons in een zwaar Duits accent (er zijn dus ook nog goeie Duitsers!) uit om naar haar kelder te komen. Het zou gaan om een oude margarinefabriek.
Opnieuw wordt ons boeltje verhuisd. Voor driekwart onder de grond maar met een zware betonnen schutting ervoor wanen we ons redelijk veilig. Het met ijzeren balken versterkt gewelfde plafond vergroot dat gevoel nog. De familie Wilsens met hun drie kinderen verruilt hun bovenwoning voor het souterrain dat aan de kelder grenst. Brood kunnen we dan nog beperkt kopen in de Vughterstraat en voor melk zorgt boer Vic. van der Wielen, die altijd onze melkboer was, eveneens in de Vughterstraat. Naar gelang het schieten en vooral de granaten dichterbij komen neemt de bevolking van de kelder toe. Een behoorlijk aantal mensen woont op de Westwal en bij mevrouw van Eyck zijn ze allemaal welkom. Sommigen hebben een ledikant maar de meesten slechts een matras op de grond. In de wasserij is een W.C."

23 bange mensen in kelder

Annie vervolgt: "In mijn herinnering raken we in gezelschap van het bejaarde echtpaar Toon en Nolda Kempenaars, een broer van Toon met zijn dochters Riet en Agnes, het echtpaar van der Wiel met twee zoons, waarvan er één Walter heet, de familie Domernik met een hele schare grote en kleine kinderen. Inclusief ons eigen gezin minstens 23 bange mensen in een niet zo grote ruimte.
Terwijl de rozenkrans door haar vingers glijdt schalt de stem van Riet met een schier eindeloze rij weesgegroetjes door de kelder. De een doet mee maar de ander werkt dat flink op de zenuwen. Om die spanning te verminderen wordt afgesproken dat er één uur per dag hardop wordt gebeden en iedereen doet dan mee. Voor de rest mag iedereen zoveel bidden als hij/zij wil maar dan in stilte. Dat komt meteen ten goede aan mevrouw van der Wiel die vergaat van de pijn en zich doodziek voelt door een negenoog in haar nek. Hulp is er niet. 
Agnes, die ons als een repeterende wekker meldt dat zij niet weet waar haar vriendje Sjosèf is, of hij wel veilig is, dat ze hem maar liever bij zich had, enz. enz. wordt verteld dat bidden echt kan helpen. Veel succes levert dat niet op".

Houten been

"Dan volgt het probleem van Toon, dat als algemeen probleem wordt aanvaard. Zijn vrouw heeft een houten been dat ’s avonds af gaat. Zij kan dan niet zelfstandig het bed in en uit.  Wel een paar keer galmt dwars door de al dan niet rustige nacht het dwingende “Toon”, die daarop zijn warme bed uit kruipt en tastend zoekt naar “de steek “ onder zijn bed. De hele ceremonie duurt wel even, zeker bij een klein olielampje, maar niemand klaagt. Toon krijgt de raad het houten been niet, zoals thuis, rechtop naast het bed te zetten maar het onder het bed te schuiven zodat hij (of een ander) er niet over kan vallen", aldus Annie in haar ooggetuigeverslag.

Geen water

"Het schieten wordt alsmaar duidelijker en bij het gieren van de granaten, onmiddellijk gevolgd door een geweldige ontploffing, zit iedereen ineengekrompen bij elkaar. De kelder wordt nog nauwelijks verlaten. Iedereen is doodsbang en houdt zich stil.
Dan komt er gebrek aan water. Iemand weet dat er ergens in de Vughterstraat op een binnenplaatsje een pomp is. Dat moet vlak achter ons zijn maar om er te komen moet je wel over een dak klimmen. De koppen worden bij elkaar gestoken, een paar emmers gecharterd die aan elkaar worden doorgegeven, op en onder aan het dak, en dan gauw weer de kelder in. We hebben water maar dan wel echt mondjesmaat".

De Tommies zijn er

"Na een van deze watertochten komt er iemand schreeuwend binnen “De Tommies zijn er, ik heb ze zelf gezien. Ze liepen in de Vughterstraat!!!” (zie foto rechts). Er wordt nog steeds flink geschoten maar toch wagen we ons even buiten. Daar zien we dat er in één nacht een bailley brug is gelegd over de Dommel  op de plaats van de Willemsbrug maar als er plotseling een granaat over ons heen giert die in de Dommel ontploft en daar een waterstraal genereert die ver boven de Westwal uitkomt  dan blijkt het nog lang niet veilig en duiken we weer de kelder in. Een avond later komen er zeer verontrustende berichten. De stad staat in brand!. Als we gaan kijken blijkt de hele omgeving van Het Zand één grote vuurzee en ook Lombok is hetzelfde lot beschoren. En daar staat ONS huis!!! Mijn vader raakt hevig geëmotioneerd maar onze altijd nuchtere moeder weet hem te kalmeren. “We zijn nog met zijn allen bij elkaar en al het andere komt later wel weer”.
Het schieten wordt beduidend minder en als we zien dat de bevrijders aan de andere kant van de Dommel op de van der Doessingel verschillende Duitsers, al dan niet in uniform, met de armen omhoog uit de huizen halen, dan weten we het zeker: we zijn bevrijd !"

Pas in mei '45 naar huis

"Langzaam zoeken alle mensen hun eigen huis weer op. Helaas geldt dat niet voor ons. Weliswaar mogen we van mevrouw van Eyck overdag in het souterrain “leven” maar slapen blijft in de kelder. Pas in mei 1945 gaan we terug naar ons zeer gehavende huis. Dicht geplankte ramen met een ruitje van 30 x 20 cm., geen vloerbedekking, de donkergroen geglazuurde haardkachel verspreid door het hele huis, de helft van het meubilair klaar voor de schroothoop, kortom een zooitje. Maar tòch: we zijn weer thuis!" , aldus Annie.

Gedichtje

Annie herinnert zich, nu 75 jaar later, tot slot ook nog een gedichtje in de krant van toen, waar ze nog steeds kippenvel van krijgt. Het is geschreven door een Britse soldaat:
If I should die
Think only  this of me
That there is some corner of a foreign field
Which is for ever England.

 

 

Terug naar het overzicht