Coosje Guilleron
Het oorlogsverhaal over zangeres Coosje Guilleron (geboortenaam Van Wijk), verteld door haar dochter Nicole Pisuisse.
"Mijn moeder, met de artiestennaam Coosje Guilleron (foto rechts), werd in 1919 in Amsterdam geboren als Coosje van Wijk. Haar ouders -mijn opa en oma- waren heel muzikaal en zongen in het Amsterdams Toonkunstkoor onder leiding van Willem Mengelberg. Thuis werd veel naar klassieke muziek geluisterd op de Pathefoon van Oompje (de buurman) en ook werden er de partijen voor het koor ingestudeerd', aldus haar dochter Nicole.
Haar eerste man Karl
"Mijn moeder Coosje', vertelt Nicole, "had veel talent, maar haar ouders vonden een tekenopleiding geschikter omdat er met een beroep als artiest in die tijd geen droog brood te verdienen was. Daarom ging ze naar de Rijksacademie voor Beeldende Kunst waar ze haar eerste man, Karl Carvalho ontmoette. Karl was Joods.
In 1942 werd het voor Joodse studenten verboden om op de Rijksacademie te studeren. Toen Karl daar weg moest, ging Coosje met hem mee en stopte haar opleiding op de Rijksacademie".
Duitse bezetting
"Samen zongen Karl en Coosje veel. Onder andere uit ‘Zangzaad voor Kampeerders’. Karl begeleidde het zingen op gitaar en leerde Coosje ook gitaarspelen.
Hun talenten kwamen tijdens de Duitse bezetting goed van pas. Ze trokken op een tandem door het land en verdienden onderweg wat bij met zingen en met het tekenen van portretten ook -als dat zo uitkwam- van Duitse officieren. Karl was Joods maar viel met zijn lange verschijning en blauwe ogen niet op. Ze konden gewoon hun gang gaan", aldus haar dochter Nicole.
Muzikale verzetsdaad
Nicole vervolgt: "Als bijzondere daad van verzet zong Coosje een keer in een café onderweg het door de Duitse bezetter verboden Wilhelmus, maar dan ‘verborgen’ in de melodie van Der Lindenbaum van Schubert. Eén voor één stonden de cafébezoekers op van hun stoel: ontroerd en met de pet in de hand. Maar dat het niet ongevaarlijk was, bleek tijdens het zingen toen iemand achter in de gelagkamer stampij wilde gaan maken. Gelukkig werd dat de kop in gedrukt doordat anderen zeiden dat hij zich koest moest houden", aldus Nicole.
'Mensch dass sind Juden'
"In een ander café werd de lange blauwogige Karl terzijde genomen door een Duitse officier die tegen hem zei: ‘Aber Mensch, dass sind doch Juden!’ wijzend op Coosje en een derde meereizende kunstenaar met brilletje en kroeshaar. Mijn moeder Coosje was een zuidelijk type en had bruine ogen en kon daarom makkelijk voor Joods worden aangezien.
Na afloop zetten Karl en mijn moeder het op een lopen en gingen op zoek naar de eerste de beste schuilkelder in de buurt. Daar hebben ze zeker twintig minuten met bonzend hart gewacht voor ze weer verder durfden te gaan" zo vertelt haar dochter Nicole.
Kultuurkamer
Nicole vervolgt: "In de oorlogstijd was mijn moeder ingeschreven bij de Kultuurkamer van de Duitse bezetter. (Foto rechts NSB-propaganda-uitgave over de Kultuurkamer). Dat was verplicht voor alle kunstenaars en artiesten. Als je dat niet deed, kon je door de Duitsers worden opgepakt en gevangengezet. En dat risico wilde mijn moeder Coosje als vrouw van een Joodse man, die als hij gepakt zou worden, zou worden afgevoerd naar de Duitse vernietigingskampen, niet nemen.
Tijdens de oorlog heeft mijn moeder zodoende kunnen optreden als zangeres (cabaret, Frans-en internationaal folkloristisch repertoire). Daardoor konden zij en haar man financieel het hoofd boven water houden.
Mijn moeder kreeg (tijdens en na de oorlog) ook bekendheid met haar eigen radioprogramma".
Goed afgelopen
"Met mijn moeder en ook met haar Joodse man Karl is het tijdens de oorlog gelukkig goed afgelopen. Niet alleen door zijn niet-Joodse uiterlijk, maar ook omdat hij een vervalst persoonsbewijs had en dus geen ster droeg.
Maar ze moesten wel regelmatig op stel en sprong verhuizen als er gevaar dreigde: verraad lag voortdurend op de loer. Dat verhuizen van het ene naar het andere adres in Amsterdam ging per bakfiets", aldus haar dochter Nicole uit haar tweede huwelijk.
Naschrift redactie Oorlogsverhalen:
- Coosje Guilleron was eerst getrouwd met de kunstschilder Karl Frank Carval
ho (1916-1972),
en daarna met Jacques Servais Louis Pisuisse (1904-1973), de zoon van zanger en cabaretier Jean-Louis Pisuisse. Uit deze huwelijken werden respectievelijk drie en één dochter(s) geboren. De laatste is Nicole Pisuisse, die hier het verhaal over haar moeder vertelt. - De redactie vond een EP-45 toeren plaat terug, die onder de titel 'Die winter is vergangen' begin 60-er jaren van de vorige eeuw is uitgebracht.
Bij New Folksounds is een geluidsopname te horen van een lied op de EP getiteld 'De Spinster'. Zang: Coosje Guilleron, gitaar Ap Bronkhorst (voor beluisteren klik op de afbeelding).