Franqois Scheltinga
Korporaal Franqois Scheltinga was in 1992 vrachtwagenchauffeur/KVV-er bij Dutch Bat 1, waarvoor hij op 16 november 1992 naar Joegoslavië werd uitgezonden. Op 7 december van dat jaar werd hij gewond door een mortierbeschieting op de weg van Tuzla naar Klandaj. Frans Scheltinga, de vader van Franqois, schreef aan de Stichting Oorlogsverhalen het verhaal over zijn zoon. Hieronder een samenvatting
Dutch Batt 1
Frans Schelinga: "Mijn zoon korporaal Franqois Scheltinga was in 1992 vrachtwagenchauffeur/KVV-er bij Dutch Batt 1, waarvoor hij op 16 november 1992 naar Joegoslavië werd uitgezonden. Daar moesten zij eerst het kampement in orde maken: tenten opzetten, kantine, latrine en toegangspoort plaatsen en wachtlopen.
Op 7 december 1992 was mijn zoon als een van de chauffeurs met anderen in vrachtwagens onderweg van Tuzla naar Klandaj. Deze weg werd Bomb Alley genoemd. Om ongeveer 16.45 uur vond er een mortierbeschieting plaats. Mijn zoon werd door de voorruit in zijn arm getroffen door een granaatscherf, waardoor hij een grote wond aan zijn pols opliep. Samen met de gewondenverzorger zijn ze naar het UK kamp in Klandaj gereden, waar zijn wond bekeken werd. Men dacht toen dat een glasscherf de wond veroorzaakt had, waarna de wond gehecht werd en ze terugkeerden naar het Nederlandse kamp".
Aanhoudende pijn
"Maar Franqois bleef pijn houden. Op 08 december 1992 werd hij door de Nederlandse bataljonsarts opgenomen in de ziekentent. De volgende dag kreeg hij steeds meer pijn en was zijn temperatuur opgelopen tot boven de 40 graden. De volgende dag is mijn zoon naar het UK hospitaal in Vitez overgebracht, waar hij om 14 uur is opgenomen. Er werd een röntgenfoto van zijn arm gemaakt en toen bleek dat er een granaatscherf in zijn arm zat. De Engelse chirurg heeft hem direct geopereerd en de scherf uit zijn arm verwijderd. Daarna vertelden zij hem, dat zijn arm er toch af zou moeten. Dat wilde mijn zoon niet en hij is toen in een tijd van 6 dagen 6x geopereerd om zijn arm te kunnen behouden. Zijn temperatuur was daarna weer redelijk. Maar mijn zoon had nog altijd veel pijn in zijn onderarm en kon zijn hand slecht bewegen", aldus zijn vader Frans.
Naar Nederland
Frans Schelinga vervolgt:"Op 21 december 1992 is Franqois naar Nederland teruggevlogen. De volgende week is hij voor controle naar het Militair Ziekenhuis in Utrecht gewees. Alles werd goed bevonden. Na een maand revalidatie thuis, heeft hij zich hij op 3 februari 1993 weer bij zijn eenheid in Nederland gemeld. Maar diezelfde dag kwam hij thuis met een dikke, rode arm en pols en had veel pijn. De volgende dag heeft hij zich weer gemeld bij het Militair Hospitaal in Utrecht. Daar moest hij direct blijven, omdat zijn bloedwaarden niet goed bleken te zijn.
Na 2 weken werd de diagnose leukemie gesteld. Daarna is hij vele maanden in het UMC behandeld: spoelen , plasma, chemokuren en beenmergtransplantatie. In juli 1993 komt Franqois weer thuis. Maar in november 1993 waren zijn bloedwaarden weer niet goed. Hij werd opnieuw opgenomen in het UMC in Utrecht. Weer volgden chemokuren en beenmergtransplantatie. Maar het ging steeds slechter met hem".
Overleden
"Op 7 maart 1994 overleed mijn zoon. Hij werd slechts 19 jaar. Hij is begraven in Hoenderloo. Bijgezet bij zijn opa Joop Scheltinga, die marechaussee was en in 1976 overleed aan de tropenziekte amoebe dysenterie, die hij had opgelopen toen hij van 1948-1950 diende tijdens de oorlog in Nederlands-Indië. Zij rusten in liefde!", aldus vader Frans Scheltinga.