Ietje Kailola
Het oorlogsverhaal van Ietje Kailola uit Hoogkerk in Groningen. Zij is op Java in Nederlands-Indië geboren. Haar oorlogsverhaal is op panelen tentoongestel door beeldend kunstenaar Egbert Pikkemaat voor zijn expositie-project 'Oorlogsverhalen van Indische en Molukse Groningers'. Hieronder een samenvatting van haar verhaal.
Afkomst
Ietje Kailola's (foto rechts) grootvader had een goede baan als hoofdonderwijzer op Ambon. Vanwege deze belangrijke maatschappelijke functie werd hij als ‘inlander’ in 1817 voor de wet gelijkgesteld aan de Nederlanders. Dit gold ook voor zijn nakomelingen.
Ietje's vader
Zijn zoon -Ietje’s vader- meldt zich, omdat hij niet goed kan opschieten met zijn stiefmoeder, op jonge leeftijd aan bij het KNIL en vertrekt naar Java. Hij heeft vanwege de ‘gelijkstelling’ dezelfde rechten als Nederlandse militairen en kan daarom buiten de kazerne wonen in een eigen huis.
Hij valt als ‘gelijkgestelde’ ook onder de Tropenjaren-regeling, waardoor hij al na zes jaar met pensioen zou kunnen gaan. Andere KNIL-soldaten van Indische afkomst die niet gelijkgesteld zijn, wonen met hun gezinnen op de Tangsi (het kazerneterrein) en doen twee keer zo lang over hun pensioenopbouw.
Ietje’s moeder
Ietje’s moeder heeft een Javaanse achtergrond. Ze wordt vroeg wees en groeit op bij een oom en tante in Yogyakarta. Na haar huwelijk met Ietje’s vader wonen ze in Malang (Java). Ze vormen samen een gezin. In 1939 wordt Ietje geboren. .
(Foto rechts: paneel van Ietje's oorlogsverhaal in de expositie 'Oorlogsverhalen van Indische en Molukse Groningers')
Japanse bezetting
Als in 1942 de Japanners Nederlands-Indië binnenvallen worden de militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (het KNIL) krijgsgevangen gemaakt. Hun huizen worden door de Japanse bezetter in beslag genomen. Ietje’s vader wordt opgesloten in een Japans krijgsgevangenenkamp.
Als hij daar door de bewaking wordt betrapt op het bezit van Nederlands geld, komt hij in de gevangenis terecht. Hij wordt als straf door de Japanners afgeranseld en daarna buiten -met zijn handen vastgebonden op zijn rug- bevolen met zijn hoofd naar boven in de verzengde tropenzon te kijken. Vervolgens wordt hij daar buiten tot zonsondergang aan zijn vastgebonden armen opgehangen.
Ondanks het Japanse straf-bewind met vernedering, mishandeling, het gebrek aan voedsel en de vele besmettelijke ziekten onder de krijgsgevangen zal Ietje’s vader de kampgruwelen overleven.
Ietje's moeder na de arrestatie van haar man
Na de Japanse inval en de arrestatie van haar man spreekt Ietje’s moeder met een schoonzus -die ook alleen is komen te staan- af bij haar te gaan wonen. Maar de oom en tante, die Ietje voor de oorlog als wees in huis namen, vinden dat te gevaarlijk. Want twee vrouwen van Nederlandse KNIL-militairen, zonder bescherming van hun mannen, samen met hun kinderen in één huis, die waren tijdens de Japanse bezetting een makkelijke prooi voor Japanse soldaten en afgunstige inlanders. Oom en tante overtuigen hun stiefdochter Ietje ervan bij hen in huis te komen. Dat was veel veiliger. Ze spreken af dat ze alleen Maleis met elkaar zouden spreken. Ietje krijgt een Javaanse naam. Allemaal om niet op te vallen. En zo de oorlog te kunnen overleven.
Na de oorlog
Ook Ietje's moeder overleeft de oorlog. Na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 komt Ietjes vader vrij uit het kamp. Maar als KNIL-militair wordt hij direct ingezet op de Kei-eilanden (een eilandengroep in de Molukken-red.). Hij moet Japanse militairen, die van oorlogsmisdaden worden verdacht, bewaken in een gevangenenkamp waar ze vastgezet zijn.
Pas twee jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog in Azië wordt het gezin van Ietje herenigd in Batavia. Vader is voor Ietje een onbekende man geworden.
Vader wil terug naar Ambon
Nadat haar vader overplaatsing heeft gekregen naar Bandoeng, gaat Ietje daar naar de Koningin Wilhelminaschool, een Nederlandse Lagere School (Foto rechts: Bewaard pennenbakje van Ietje in Indië).
Omdat vader zich op Java als Molukse KNIL-militair steeds minder thuis voelt, wil hij terug naar Ambon. Maar door de soevereiniteitsoverdracht van Nederlands-Indië aan Indonesië is dat niet meer mogelijk.
Achtergrondinformatie
De Molukkers willen geen onderdeel worden van de Republiek Indonesië, die door de Javanen wordt gedomineerd. Op 25 april 1950 roepen de Molukkers hun eigen republiek (RMS) uit. Maar die houdt maar kort stand, omdat het Indonesische leger met harde hand haar gezag op de Molukken oplegt. Omdat de Molukse soldaten van het Koninklijk Indisch Leger (KNIL) en hun families niet langer veilig zijn in Indonesië, besluit de Nederlandse regering de KNIL-Molukkers tijdelijk naar Nederland over te brengen.
Naar Nederland
Het gezin van Ietje wordt met achterlating van hun bezittingen, op de boot gezet. Of naar Nederland, of naar Nederlands Nieuw-Guinea. De Molukkers wordt door Nederland voorgehouden dat het vertrek slechts van tijdelijke aard is. Maar niemand weet waar ze daar terecht zullen komen en hoelang hun buitenlandse verblijf gaat duren. In 1951 reist het gezin van Ietje met het schip ‘Roma’ naar Nederland. De reis duurt ruim een maand. Ietje herinnert zich vooral dat ze voortdurend zeeziek was.
In Nederland komt het gezin terecht in opvangkamp ‘Oranje’ bij Fochteloo in Friesland, een voormalig Duits werkkamp.
Geschiedenis Kamp Oranje
- Kamp Oranje in Fochteloo (foto rechts) was een locatie van De Nederlandsche Arbeidsdienst (NAD). Deze werd door de Duitse bezetter ingesteld op 6 oktober 1940 en had als doel het Nederlandse volk op te voeden in nationaalsocialistische geest. Voorloper van de Arbeidsdienst was de Opbouwdienst, waarin Nederlandse soldaten van het ontbonden leger dienst moesten nemen. Toetreding tot de NAD gebeurde eerst op vrijwillige basis, maar vanwege het gebrek aan belangstelling werd vanaf begin 1942 overgegaan tot het oproepen van jonge Nederlandse mannen, die verplicht waren zich te melden.
- Jongeren kregen er een semi-militaire training. Bewapende arbeidsmannen zouden een gevaar voor de bezetters kunnen vormen en daarom werd het geweer vervangen door een schep. Naast activiteiten als exercitie, sport, zang en vorming, bestonden de arbeidsdiensten vooral uit ontginningen en graafwerkzaamheden. Veel jonge mannen melden zich niet en duiken onder.
- Na de oorlog was het Kamp Oranje korte tijd een interneringskamp voor collaborateurs, met name NSB-ers.
- Na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 kwamen al gauw gevluchte Indische Nederlanders, die door het bersiap-geweld van Indonesische jongerengroepen (de pemoeda’s) hun leven in Indië niet meer zeker waren, naar Nederland. Een deel kwam terecht bij familie, maar ook in contractpensions en voormalige Duitse kampen in Nederland, zoals Westerbork en ook het Oranjekamp in Fochteloo.
- Vanaf 1951 moest er ruimte gemaakt worden voor groepen verplicht repatrieerde Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen, die volgens de Nederlandse regering later weer terug zouden kunnen naar de Molukken. Maar dat bleek een loze belofte. Zij bleven tot 1962 in Kamp Oranje wonen, dat toen gesloopt werd. Daarna werden ze ondergebracht in stenen huizen in speciale Molukse wijken. Terugkeren naar de Molukken bleek onmogelijk. (Foto rechts: een Moluks gezin in Kamp Oranje)
- In 1973 kwam het voormalig terrein van Kamp Oranje in handen van Natuurmonumenten.
Hoe ging het verder met Ietje en haar ouders?
Ietje ziet haar ouders lijden aan het leven in Kamp Oranje. Ietje: “Maar 15 minuten per week mogen douchen en van het geld dat werd bijverdiend op de boerderij ging 60% naar de gaarkeuken...
Hoewel Ietje goed Nederlands spreekt en in Indië in de hoogste klas van een Nederlandse Lagere School zat, wordt Ietje in Nederland als inmiddels 11-jarige teruggezet naar de 3e klas. Het stond al vast dat de Molukse meisjes naar de huishoudschool en de jongens naar de ambachtsschool zouden gaan. Toch komt Ietje bij hoge uitzondering op de ULO terecht.
Daarna volgt ze een studie voor apothekersassistent en voor handelsrekenen. Maar in haar hart will ze maatschappelijk werker worden. Ietje: “Via een omweg is dat gelukt omdat ik het zo graag zelf wilde en ik altijd het geluk heb gehad, dat ik zo goed kan kletsen.”
Niet tijdelijk in Nederland
In 1962 was het voor de meeste Molukkers wel duidelijk dat de voorgespiegelde ‘tijdelijkheid’ niet tijdelijk zou zijn. Burgemeester Nijman van het Groningse Hoogkerk is bereid om 52 gezinnen uit ‘Kamp Oranje’ op te nemen om zo het inwonertal van zijn gemeente op te vijzelen. Hij laat speciaal hiervoor een Molukse wijk bouwen. Ietje gaat werken als belastingambtenaar bij de gemeente, totdat die baan verandert in bijstandsambtenaar. Toen zag ze haar kans schoon haar diploma’s voor maatschappelijk werker te halen. Haar recht op scholing heeft zij soms juridisch moeten afdwingen.
Ten slotte
Met andere Molukkers zet Ietje de Stichting Muhabbat op, die maatschappelijk werk aanbiedt ‘voor en door Molukkers’. Ze heeft beroepsmatig veel gedaan voor de vluchtelingen, die in latere perioden Nederland binnenkwamen. Nog steeds zet ze zich in als vrijwilliger om vluchtelingen te helpen.