Jannes Priem
Jannes Priem is een van de slechts 48 overlevenden van de Razzia in Putten op 2 oktober 1944. Het dorp Putten werd omsingeld door Duitse troepen en het merendeel van de mannelijke bevolking, 661 mannen en jongens, werd weggevoerd naar het concentratie-kamp Neuengamme en andere kampen zoals Ladelund en Bergen Belsen. Slechts enkelen, waaronder Jannes Priem, overleefden het: 552 Puttenaren vonden de dood.
In de nacht van 30 september op 1 oktober1944 pleegde het verzet bij de Oldenallerse brug een aanslag op een Duitse auto. Een Duitse officier werd dodelijk gewond en een andere gevangen genomen. Twee korporaals ontsnapten.
Razzia
Als vergelding werd er in Putten en een gedeelte van Nijkerk een razzia gehouden. Jannes vader was op dat moment niet thuis want hij was aan het werk. Jannes en zijn zwager Pieter Morren hoorden schoten en besloten te vluchten naar een boer tussen Putten en Nijkerk. Maar ook daar waren ze niet veilig. Ze werden opgepakt en naar het dorp gebracht.
Mannen weggevoerd
Uiteindelijk kwamen ze in de Oude Kerk terecht. Daar werd de volgende dag het vonnis over Putten uitgesproken. De mannen werden weggevoerd en het dorp zou platgebrand worden. Ds. Holland sprak de mannen toe, bad met hen en samen zongen ze de verzen drie en vier van Psalm 84. Daarna werden ze afgevoerd naar het station. Enkele uren later werden ze in veewagons gepropt en zo naar Amersfoort gebracht. In het kamp kregen ze allemaal een nummer en leerden al gauw de Duitse bevelen en de manier waarop de bewakers met hun gevangenen omgingen kennen. Urenlang stonden ze op appel, soms tot ze er bij neervielen of neergeslagen werden. Het eten was er nog redelijk. Op 11 oktober werden ze afgemarcheerd naar het station, waar een trein klaar stond, die met onbekende bestemming vertrok.
Concentratiekamp Neuengamme
Na een dagenlange reis, bijna zonder eten of drinken en zonder sanitaire voorzieningen, bereikten ze hun eindstation: het kamp Neuengamme bij Hamburg (foto rechts). Schreeuwende SS-ers met knuppels en blaffende en bijtende honden dreven de mannen uit de trein. Ze kregen een nieuw nummer, moesten hun kostbaarheden afgeven en daarna zich uitkleden. En al die tijd speelde de kampkapel de mars Alte Kameraden. Daarna werd hun hoofd kaalgeschoren en ook het overige lichaamshaar op vaak niet zachtzinnige wijze verwijderd. Vervolgens kregen ze een koude douche en werden besproeid met een antiseptisch middel, dat natuurlijk vreselijk beet op de beschadigde huid. Ten slotte werden hen wat kleren en schoeisel toegeworpen en werden ze overgebracht naar al overvolle barakken.
Kamp Husum
Ook Jannes verloor zijn naam en werd een nummer. In zijn slecht passende kleren en schoenen en al ‘besmet’ met vlooien en luizen werd hij een paar dagen later verder getransporteerd. Naar Husum, een buitenkamp van Neuengamme. Hier moesten de gevangenen tankvallen (foto rechts) graven. De omstandigheden waren bitter slecht. Zwaar werk, veel regen, met je voeten soms in het water, weinig en slecht eten. Kampcommandant Grim had er plezier in- vooral als hij dronken was- willekeurige gevangenen dood te schieten. ‘Een mooi schot, vinden jullie niet’ zei hij dan. Ongeveer 14 dagen was Jannes in Husum toen hij opnieuw op transport moest. Nog verder naar het noorden. De trein stopte in Achtrup. Vandaar moesten de gevangenen nog 9 kilometer lopen naar Ladelund, een dorpje tegen de Deense grens aan.
Kamp Ladelund
Jannes noemde Ladelund (foto rechts) de hel op aarde. Hetzelfde werk, dezelfde commandant, nog minder te eten en maar een pomp voor 2000 mensen. In de ruim zes weken dat het kamp bestond overleden er daarvan 300. Onder hen 110 slachtoffers van de Puttense razzia. De dominee in Ladelund stopte geen ‘nummers’ onder de grond, maar begroef mensen. Hij schreef hun namen in in het begraafregister van de kerk en hield nauwkeurig bij wie in welk massagraf werd bijgezet. Kort voor Kerstmis werd het kamp opgeheven en werden de gevangenen teruggebracht naar Neuengamme. Niet veel later werd Jannes weer op transport gesteld. Nu naar Meppen-Versen aan de Nederlandse grens. Dit kamp was iets minder slecht. Volgens Jannes omdat de kampbewakers geen SS-ers maar marine-soldaten waren.
Terug naar Neuengamme
Na ongeveer zes weken keerde Jannes weer terug in Neuengamme. Daar moest hij in de steenfabriek werken. Hij was sterk vermagerd en het werd steeds moeilijker om zich staande te houden. De vreselijke dingen, die ze dagelijks om zich heen zagen gebeuren maakten het leven nog moeilijker. Inmiddels naderden de geallieerde legers en op last van het hoofd van de SS Himmler moesten de kampen ontruimd worden.
Kamp Bergen-Belsen
Jannes ging op transport naar Bergen-Belsen (foto rechts). Daar konden ze ook niet blijven, ze gingen weer terug naar Neuengamme. Voor die transporten werden ze in overvolle wagons gepropt, die naarmate de reis vorderde steeds leger werden. Als de trein ergens moest stilstaan werden de doden uitgeladen om meer plaats te bieden aan de overlevenden. De laatste reis ging naar de Lubecker Bocht aan de Oostzee. Daar lagen schepen klaar om de gevangenen op te nemen, waarschijnlijk met de bedoeling om de schepen daarna met mensen en al tot zinken te brengen.
Vrachtschip Thielbek
Jannes en mijn vader Hendrikus (Driekus) van den Berg kwamen beiden op het Duitse vrachtschip SS Thielbek (foto rechts) terecht. Ze hadden elkaar al eerder ontmoet, in Husum, Ladelund en Neuengamme. Op 1 mei gebeurde een wonder. Jannes en mijn vader met nog andere Nederlandse gevangenen en een grote groep Joodse vrouwen, afkomstig uit het kamp Ravensbruck werden vrijgekocht door de Zweedse graaf Bernadotte in opdracht van het Zweedse Rode Kruis. Hij was er al eerder in geslaagd mensen vrij te krijgen. Deze groep van 250 personen was de laatste. Ze gingen aan boord van een Zweeds schip en voeren hun redding tegemoet.
Op 2 mei kwamen ze aan in Trelleborg, een havenstad in het zuiden van Zweden.
Bombardement op de schepen
Op 3 mei bombardeerden Engelse vliegtuigen de schepen bij Lübeck. Dat waren naast de Thielbek, de motorschepen Cap Arcona en het motorschip Deutschland. Ongeveer 7000 mensen kwamen daarbij om. Na alle verschrikkingen in de kampen overleefd te hebben, stierven ze op de schepen een wrede dood.
30 kilo
Jannes, die nog maar 30 kilo woog, en mijn vader werden in Zweden uitstekend verzorgd. Om de paar uur kregen ze een lepel melk en een klein beetje eten om hun maag en ingewanden weer aan eten te wennen. Na drie maanden waren ze voldoende aangesterkt om vervoerd te kunnen worden naar Nederland. Op 11 augustus waren ze in Putten. De laatste twee, die terugkeerden. Tot grote blijdschap van henzelf en hun families. Jannes en mijn vader werden net als de andere teruggekeerden overladen met vragen door familieleden van degenen, die het niet hadden overleefd. ‘Heb je mijn man nog gezien? Weet je waar mijn zoon is?’ De vragen werden soms ook kwaadaardiger. ‘Hoe komt het dat jij nog leeft? Was je soms een vriendje van de Moffen?’ De teruggekeerden hadden het moeilijk. Dagelijks hadden ze moeten vechten om te overleven.
Geen woorden
Er waren eigenlijk geen woorden te vinden om de verschrikkingen, die ze hadden meegemaakt, te beschrijven. Alleen als ze onder elkaar waren. Dan hadden ze aan een half woord genoeg. Jannes was er van overtuigd, dat hij alleen met Gods hulp had weten te overleven.
Na de oorlog
Een paar maanden na zijn terugkeer lag er een brief van het Ministerie van Oorlog bij Jannes op de mat. Hij was goedgekeurd voor de militaire dienst en moest naar Nederlands Indie. Jannes diende een verzoek in om niet te hoeven gaan. Het antwoord kwam pas toen hij op de boot zat. In Port Said aan het Suezkanaal kreeg hij een telegram:’ Verzoek afgewezen. Veel succes’.
Bij de Politionele Actie in 1947 werd Jannes door een fosforgranaat in het gezicht geraakt. Hij werd opgenomen in een hospitaal in Bandung waar hij uitstekend werd verzorgd en geheel herstelde. Hij hield er zelfs geen litteken aan over. In 1949 werd hij opnieuw gewond. Dit keer trof hem een granaatscherf in zijn nek. Gelukkig werd de halsslagader niet geraakt. Zes weken lang werd hij in het ziekenhuis in Batavia verpleegd. Daarna kon hij terugkeren naar zijn onderdeel in Bantasme. In december van dat jaar zwaaide Jannes af en keerde terug in het vaderland. Hij was drie en een half jaar lang weg geweest.
Terug in Nederland
Een vak had Jannes niet geleerd. Geen wonder bij alles wat hij had meegemaakt. Op advies van mijn vader om toch een beroepsopleiding te gaan volgen solliciteerde Jannes bij de marechaussee en de Veluwse Autobus Dienst (VAD). Uiteindelijk koos hij voor de marechaussee.
Op 22 augustus 2013 is Jannes Priem op 87-jarige leeftijd overleden. Hij was de laatste van de slachtoffers van de Oktoberrazzia, die de Duitse concentratiekampen overleefd hadden.
Tekst: Reijer van den Berg
Overgenomen van de Stichting Oktober 1944
- Het hele verhaal over Jannes Priem is hier >> te lezen
- Meer verhalen over de Razzia in Putten zijn hier >> te vinden