Ronald Waterman
Als kind maakte hij de verschrikkingen van de Holocaust mee. Eerst in Westerbork, daarna in Theresienstadt. Hoewel deze tijd zijn leven voor altijd heeft gestempeld, heeft de negentigjarige Holocaustoverlevende Ronald Waterman na de oorlog een succesvolle carrière gehad als civiel ingenieur. Hij was adviseur in 56 landen, gaf meer dan tweeduizend lezingen, was 33 jaar lang lid van de Provinciale Staten en ontving talloze onderscheidingen. "Als je de Holocaust hebt overleefd, heb je de verplichting je leven zinvol te besteden, tegenover al degenen die zijn omgebracht door een moorddadig regime."
Interview met Ronald Waterman,
geschreven door Renske Lankman
Wat kunt u zich herinneren van het begin van de oorlog?
Ronald Waterman (foto rechts): “Ik was vijf jaar toen de oorlog uitbrak. Mijn eerste herinnering is dat ik in de nacht waarin Duitsland Nederland aanviel om mijn moeder riep en zei: ‘Laten ze ophouden met dat getimmer’. Tegenover ons huis in Delft stond een fabriek en op het dak en naast het gebouw was afweergeschut geplaatst. Dat maakte natuurlijk vreselijk lawaai. Daarnaast herinner ik me nog goed hoe kort daarna de Duitsers zingend Delft binnenmarcheerden onder grote spandoeken met de tekst: ‘Duitsland wint op alle fronten’. Ook kregen we een Wehrmacht-officier ingekwartierd. Hij wist op dat moment niet dat wij Joods waren.”
Wat veranderde er in uw eigen leven?
Ronald Waterman: “Ik raakte in een isolement, want ik werd van school gestuurd vanwege mijn Jood-zijn. Ook moest ik een gele ster dragen. Op straat voelde je je daardoor onveilig. Mijn vader, hoogleraar aan de Technische Hogeschool in Delft, werd ontslagen. Daarnaast raakten we onze bezittingen kwijt, omdat we die moesten overdragen aan de roofbank Lippmann-Rosenthal.”
Twee rechercheurs voor de deur
Ronald Waterman: "Op 5 maart 1943 stonden er twee Nederlandse rechercheurs voor de deur. We hadden kort daarvoor al een brief ontvangen waarin stond dat we ons moesten voorbereiden op transport. Geëscorteerd door de politie liepen we door Delft naar het politiebureau (foto rechts).
Op straat werden we aangestaard door voorbijgangers. Vanaf het bureau gingen we met een overvalwagen naar Den Haag, vanwaar we op transport zouden worden gesteld naar Westerbork. In Den Haag mochten we echter terug naar huis, omdat mijn familie op twee bijzondere lijsten stond: de Barneveldlijst en de Palestinalijst. De Barneveldlijst was opgesteld voor Joodse Nederlanders die vanwege hun belangrijke positie in de samenleving voorlopig bescherming kregen tegen deportatie. De Palestinalijst was bestemd voor zionisten die in aanmerking zouden komen voor uitwisseling naar Palestina. Zionisme betekent het streven naar een Joods thuisland in het historische land Israël.”
Opgepakt op 31 maart 1943
“Op 31 maart werden we echter alsnog opgepakt en naar Barneveld gebracht, naar Kasteel De Schaffelaar (foto rechts). Voor mij voelde Barneveld als een oase: eindelijk was ik omringd door andere kinderen die er net zo uitzagen als ik en die, net als ik, de gele ster droegen. Daar kwam ik uit mijn isolement. De andere gevangenen in het kasteel waren zeer interessante mensen: (hoog)leraren, musici uit het Concertgebouworkest en kunstenaars. Onder hen was Emmanuel Speijer, een entomoloog. Hij benoemde verschillende kinderen, onder wie ik, tot zijn assistent. Wij verzamelden insecten voor hem die hij prepareerde en stiekem het kasteel uit smokkelde. Zijn collectie is nu nog altijd te zien in Naturalis in Leiden.”
Hoe lang hebt u in Barneveld gezeten?
“Tot en met 29 september 1943. De dag daarvoor was ik jarig. Mijn moeder had mij een ei beloofd voor mijn verjaardag, maar ze zei dat ze het pas de volgende dag kon binnensmokkelen. Die dag werden we echter omsingeld door de SS en afgevoerd naar Westerbork (foto rechts). Dat ei heb ik dus nooit gekregen. We zaten bijna een jaar lang in Westerbork, totdat we op 4 september 1944 werden gedeporteerd naar Theresienstadt. Na twee dagen en nachten kwamen we daar aan.”
Naar Theresienstadt
Ronald Waterman: “In Theresienstadt (foto rechts) moest ieder gezinslid werken. Allebei mijn broers liepen daar vlektyfus op. Vlak voor de bevrijding, op 8 mei 1945, wilden de Duitsers al hun sporen uitwissen. Onder toezicht van de SS moesten we een keten vormen vanaf het crematorium naar de rivier de Elbe. We gaven elkaar kartonnen dozen door met daarin de as van de overledenen, die we vervolgens in de rivier moesten leeggooien. Op elke doos stond de naam en het transportnummer van de overledene. Ik herinner me nog dat een jongen naast me opeens zei: ‘Ik heb hier mijn grootmoeder.’”
Gevangenen uit Auschwitz
“Tegen het einde van de oorlog kwamen er ook gevangenen uit andere kampen naar Theresienstadt, onder meer uit Auschwitz. (Foto rechts: einde van het spoor in Theresienstadt) Zodra de deuren van de treinen opengingen, vielen de lijken naar buiten en waren er slechts enkele overlevenden. Ik zie nog voor me hoe ik net mijn portie soep had gehaald, toen ik twee uitgemergelde mensen zag kruipen die wat gras plukten van tussen de stenen. Ik zette mijn kom soep voor hen neer, maar de een sloeg de ander, die stierf, en nog voordat hij zelf kon eten, stierf hij ook. Zo schiep de SS omstandigheden waardoor dit kon gebeuren. Dat heeft een onuitwisbare indruk op mij gemaakt: hoe mensen elkaar deze ellende kunnen aandoen.”
Bevrijd door de Russen
"Na de bevrijding door het Sowjet-leger bleven we eerst nog anderhalve maand in Theresienstadt onder Russische bewaking. Daarna werden we overgebracht naar de Amerikaanse zone, waar zowel SS’ers als Joodse kampoverlevenden waren ondergebracht. Uiteindelijk zijn we met een vliegtuig naar Eindhoven gevlogen. Daar moesten we eerst in quarantaine voordat we terug naar Delft konden. Toen we eenmaal terug waren, bleek ons huis bezet door andere mensen en waren we al onze bezittingen kwijt. We werden tijdelijk bij verschillende families ondergebracht. Pas later kwam ons huis weer vrij en konden we er opnieuw intrekken. Een groot deel van onze eigendommen hebben we echter nooit meer teruggekregen.”