Aad Spaargaren
Aad Spaargaren is in de hongerwinter 14 jaar. Sterk vermagerd is hij in februari 1945 op weg gegaan naar het oosten om aan voedsel te komen. Uiteindelijk is hij in Almelo terecht gekomen bij een boerenfamilie, waar hij 9 maanden is gebleven.
Aad Spaargaren (foto rechts in 1945) is op 15 april 1930 in Den Haag geboren. Hij heeft zijn belevenissen tijdens de hongerwinter van 1944-1945 willen delen met de Stichting Oorlogsverhalen. Dit is in grote lijnen zijn relaas:
"In de hongerwinter was ik 14 jaar. Mijn vader is in 1941 gedwongen bij de brandweer te werk gesteld. Het salaris was minimaal en daardoor hadden we tijdens de hele oorlog armoede"., aldus Aad.
Huilend van honger
"Ik vroeg tijdens de jaarwisseling van' 44 op '45 aan mijn ouders of ik mee mocht met een buurjongen, die 2 jaar ouder was. Hij wilde samen met mij naar de boeren lopen om aan voedsel te komen. Want bij ons was er bijna niets meer te eten. Maar mijn ouders vonden dat niet goed. Toen de honger erger werd, kreeg ik begin februari 1945 45 toch toestemming van mijn ouders om op voedseltocht te gaan. Ze dachten: "Hier verhongert hij". Ik was vel over been en liep hele dagen te huilen van de honger".
Erwtensoep
Aad vervolgt: "Op maandag ben ik vertrokken. Via Rotterdam, Gouda, Utrecht en ben ik in Putten aangekomen. Onderweg bedelde ik om eten en vond onderdak in schuren en kerken. Iin Putten werd mij door een dame gevraagd of ik erwtensoep lustte. Dat was mijn lievelingskostje. Dus dat wilde ik wel. Een eindje verder achter een gebouw moest ik tegen een keukenraam tikken, zei ze. En ja daar kreeg ik een bord soep. Mij werd een tweede bord aangeboden, maar mijn maag was dat eten niet meer gewend. Ik voelde mijn maag al opspelen, maar zij dacht dat ik uit beleefdheid bedankte, en schepte het bord weer vol. Uit beleefdheid en omdat ik zoveel honger had, at ik ook het tweede bord leeg. Ik bedankte voor de soep en wilde vlug de keuken uitlopen, maar ik haalde niet eens de deur toen alles wat ik gegeten had er weer uitkwam"
In paniek
Aad vervolgt: "Ik werd gewassen en kreeg een lang hemd aan en werd in bed gestopt. Mijn kleding, die ik al vijf dagen aan had, werd in de was gestopt. Toen ik wakker werd, was het stik donker. Ik begon te gillen want ik wist niet meer hoe of wat. Ik was volkomen in paniek. Het licht ging aan en er kwam een verpleegster, die mij gerust probeerde te stellen. Maar ik wilde naar mijn buurjongen waar ik mee vertrokken was. Dat kon niet, want het was donker en mijn kleren zaten nog in de was. En je mocht na acht uur 's avonds ook niet meer buiten zijn, als je geen pasje had. De ochtend erop ook kon ik nog steeds niet weg, want ze hadden via de politie informatie opgevraagd omdat ik voor mijn leeftijd erg klein was. Ze dachten ze dat ik weggelopen was. Na drie dagen kwam het bericht, dat mijn ouders er vanaf wisten en mocht ik met een groep kinderen, die met een huifkar uit Amersfoort waren gekomen mee naar Almelo. Daar had de kerk voor gezorgd" (foto rechts boven Aad Spaargaren anno 2020).
Pleegouders
Aad: "Die huifkar was stampvol en dus heb ik het merendeel van de afstand gelopen. Na een paar dagen
kwamen we op een donderdag om een uur of drie aan bij een kerk in Almelo.
Ieder kind werd door een pleegouder opgevangen. Omdat een kind wegens ziekte niet was meegekomen, werd werd ik aan de pleegouder voor dat kind meegegeven. Het was een mijnheer. Bij hem thuis gekomen, kreeg hij de wind van voren van zijn vrouw, want ze hadden een dochter van 8 jaar en daar vonden ze mij niet bij passen. Dus sliep ik drie nachten op een matras op de vloer.
Op de vierde dag hadden ze een ander adres voor mij bij een boeren familie in dezelfde straat. En zo kwam ik bij tante Leida en ome Jan en hun ouders, die ik al gauw opa en oma noemde.
Ik ben daar negen maanden gebleven en heb zo het boeren leven leren kennen. Ik mocht met veel meewerken, behalve koeien melken. Dat vonden ze te gevaarlijk, omdat koeien nog weleens met hun achterpoten schoppen. Ik heb er veel geleerd".
Vader overleden
"Toen hoorde ik, dat het thuis niet goed ging. Mijn vader had als brandweerman zijn leven verloren bij het redden van mensen bij het Bombardement van het Bezuidenhout op 3 maart 1945 (zie foto rechts). Zijn naam staat op de herdenkingssteen bij de brandweer kazerne. Maar mijn moeder kreeg geen weduwe uitkering. Dus toen moest ik na de bevrijding als 15 jarige in de fabriek gaan werken om voor mijn moeder en drie jaar jongere zus de kost te verdienen. De Duitse bezetting was voor ons ellende, maar de bevrijding daarna niet minder!", aldus Aad Spaargaren.