Bernard Schut
Bernard Schut heeft als jongetje de Duitse bezetting meegemaakt in Den Haag.
Zijn herinnering heeft hij in dichtvorm beschreven. Het gedicht heet: Een Gelukkige Jeugd
Ik treur over mijn jonge dagen:
mijn jeugd ging zonder afscheid heen.
Voordat de ouderdom kwam plagen
genoot ik meer dan menigeen.
Francois Villon (vertaling Ernst van Altena)
Gewapend met een kaart
van ‘t Sperrgebiet van mijn jeugd
volg ik het spoor terug.
Den Haag, de nacht van 9 op 10 mei,
omstreeks 4 uur
Ik word uit bed gehaald,
gordijnen zijn potdicht,
de oorlog is begonnen.
1940 de eerste maanden
We zitten op de brug,
Duitsers marcheren langs, en
onverwacht krijg ik een reep.
Valkenboschkade 364
Spionnetjes verraden
het groen van uniformen.
Solch eine Sauerei.
Van praktisch belang
Op school tonen ze het ons:
zó ziet een mijn er uit.
Een blijft als schrikbeeld achter.
11 april 1944
Een fosforbombardement,
dát is pas spektakel,
daar haalt geen vuurwerk bij.
Help nu uzelf, zo helpe u god
Voor het schaarse voedsel
zijn er voedselbonnen
en lange rijen mensen.
Hongerwinter
Gebakken tulpenbollen
smaken naar meer, de pulp
van bieten smaakt naar minder.
De gaarkeuken
Achter het hek van ’t klooster
staan de gamellen klaar.
Geef ons heden ons rantsoen.
De avonden
De ramen zijn verduisterd,
ieder leest stil zijn boek,
het olielampje flikkert.
Oorlogswinter1944 (1)
De kolen zijn nu op,
het laatste hout verstookt,
’t is winter en het vriest.
Oorlogswinter 1944 (2)
Scholen zijn gesloten, er
is geen licht, brandstof, voedsel.
De maatschappij ontbindt.
Volk en Vaderland
Met vriendjes naar de film
kom ik mijn oma tegen.
Daar staat ze met dié krant.
Raketten boven Den Haag (1)
Niet ver van ons vandaan
Ontploft er een V-2,
direct na de lancering.
Raketten boven Den Haag (2)
Als de sirenes loeien
tel je tot tien; als je
dat haalt, dan ben je safe.
Juliana van Stolberglaan 3 maart 1945
Dit beeld dat nooit verbleekt:
een opklapbed, nog hangend
boven het rokend puin.
Tweede Braamstraat
Een oude prop papier,
elastiekjes uit een band;
putjes dienen als doel.
De eerste voedseldroppings
We staan op het hoogste dak
met lakens in de hand
als gekken daar te zwaaien.
Laan van Meerdervoort (1)
Zo sjokken ze voorbij,
in de richting van de zee:
vermoeid en grauw, verslagen.
Laan van Meerdervoort (2)
Tanks rollen naderbij,
er bovenop soldaten,
bloemen, jonge meiden.
Een openstaande rekening
Vernederd, kaal geschoren
wordt zij het volk getoond:
ik ben een moffenhoer.
7 jaar oud
My brother’s by the boyscouts.
Please do you have
a cigarette for me?
De kantine van de Canadezen
Ik mag er binnen lopen
voor een bord soep. Gekookt,
wordt er gezegd, van katten.
Achter de tankgracht
Dit is het niemandsland.
Hier kan je wapens vinden
en kogels en een helm.
De kunst van het demonteren
Uit kogels halen we
de gele vermicelli,
maken daarmee een fikkie.
De schaarste na vijf lange jaren
Mijn oom helpt mij aan blouses,
twee stuks in kakikleur.
Ik draag ze nog heel lang.
v.v.t.
Mijn kleine oorlog is
voltooid verleden tijd,
alleen de beelden blijven.
Bernard Schut, 2019
70 jaar later