Direct contact? Mail ons: info@oorlogsverhalen.com

Home > Namen > Bol Kerrebijn

Bol Kerrebijn

Bol Kerrebijn is nu (2025) 98 jaar. Hij woont als laatste KNIL-militair in het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen Bronbeek in Arnhem. Hij maakte de Japanse bezetting mee als 15 jarige en de daarop volgende bersiapperiode. Als vrijwillig KNIL-militair werd hij onder andere ingezet bij de Politionele Acties. Hij was gestationeerd op Java en Bali. Bol is sinds 1950 beroepsmilitair bij de Koninklijke Landmacht in Nederland. Hij diende er 36 jaar.

.
Bol Kerrebijn voor het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen Bronbeek in Arnhem 

Geboren in Bandoeng op Java

Bol is de zoon van een Nederlandse militair en een Indische moeder. Hij is geboren in Bandoeg en getogen op het eiland Java. Zijn vader heeft hij niet gekend. Hij overleed toen Bol 6 jaar was.

Opvoedingsgesticht

Omdat zijn moeder na het overlijden van haar man niet voor Bol, zijn broertje en vijf zussen kon zorgen, werden ze ondergebracht in het Protestantse Soekaboemisch Opvoedings-gesticht op West-Java.
Zijn moeder was werkzaam in verscheidene sanatoria en kwam hooguit één keer per jaar op bezoek bij haar kinderen in het gesticht. In het gesticht waren de jongens en meisjes strikt van elkaar gescheiden en verbleven in aparte verblijven (Foto rechts: het meisjespaviljoen van het Protestantse Soekaboemisch Opvoedings gesticht).
Bol zag zijn zussen daarom alleen op zondag als men gezamenlijk naar de kerk ging.

Japanse bezetting
Bol was 15 toen de Japanners vanaf maart 1942 Nederlands-Indië bezetten. Dat had ook gevolgen voor het opvoedingsinternaat waar Bol verbleef: de Japanners ontruimden de gebouwen en trokken er zelf in. De kinderen moesten ergens anders een goed heenkomen zoeken.
Bol’s moeder nam ze daarom mee naar een sanatorium hoog in de bergen bij de Puncak Pass tussen Bandoeng en Buitenzorg (tegenwoordig Bogor-red.) waar ze op dat moment werkte. Tegenwoordig is de Puncak Pass een toeristische trekpleister met onder andere een luxueus hotel- resort (foto rechts).
Bol leerde er Soedanees en was veel buiten in het oerwoud. Hij leerde met een speer jagen op zwijnen. Daarvoor richtte hij twee honden af. De plantages hadden er baat bij, want zwijnen vernielden regelmatig de oogst van voedselgewassen. Ze lieten de jonge Bol met rust. Ook de Japanse bezetter liet hem daarom ongemoeid. Zo had hij voedsel van het zwijnenvlees, dat hij soms ook ruilde tegen rijst, en wisten hij en zijn familie buiten de Japanse concentratiekampen te blijven.

De bersiap-periode

Na de Japanse capitulatie als gevolg van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, riep Soekarno op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid uit. Bijna alle KNIL-militairen, die de oorlog hadden overleefd, zaten nog vast in krijgsgevangenkampen in heel Zuid-Oost Azië, tot in Japan aan toe.
In Indië heerste complete chaos, zonder dat er gezag was. Het wordt de bersiap (Maleis voor 'wees paraat'-red.) genoemd. Dit had tot gevolg dat op grote schaal wraakacties ontstonden tegen alles wat Nederlands was en daarmee geassocieerd werd. Plunderende en moordende benden van veelal jonge Indonesiërs, pemoeda’s genoemd, doodden naar schatting 20-30.000 Nederlanders, Indo’s, Europeanen en Chinezen in deze zogenoemde bersiap-periode.
Omdat Bol bij de Indonesische bevolking in het gebied rondom de Pucak Pass bekend stond als de beste jager van de Puncak, lieten de bersiap-opstandelingen hem en zijn familie met rust. Ze bleven gespaard, maar waren wel machteloze ooggetuigen van de plunderingen en moorden. Bol Kerrebijn noemt het nog steeds de meest beroerde periode van zijn leven.
In het Kmar Magazine vertelde Bol over deze periode: “Ik ondervond aan den lijve hoe het is om totaal geen vrijheid te hebben. Ik heb na de Japanse capitulatie als 17-jarige jongen enkele weken opgesloten gezeten in een cel. In de gevangenis veranderde alles, alle beschaving verdween. Op bepaalde momenten gingen alle cellen open en kregen we als gevangenen 5 minuten tijd om naar een waterput te lopen. Niemand bekommerde zich om een ander. Er was totaal geen respect, het fatsoen van de mens verdween. Dan zie je dat als het gezag wegvalt, er van alles kan gebeuren. Het was ieder voor zich. Er ontstond een drang naar vrijheid. Je deed alles om te overleven”.

Batavia

In Batavia werden er door Nederlanders en Indo’s milities gevormd, die zich tegen de pemoeda’s gingen verzetten. In het digitale magazine IsGeschiedenis wordt er in een artikel ondermeer het volgende over geschreven:  
“In delen van Batavia verenigden mensen zich om weerstand te bieden tegen de Pemoeda’s. Groepen Nederlanders en Indo-Europeanen richtten lokale milities op, waar ook veel Molukkers zich bij aansloten. Deze milities waren vaak een vorm van zelfbescherming, maar net zo vaak namen ze bloedig wraak op de Permoeda’s. In delen van Batavia ontstonden zo min of meer veilige zones, maar de bloedige gevechten tussen de verschillende groepen betekenden vooral dat het geweld nóg verder escaleerde”.

Complete chaos

Bol meldt zich als vrijwilliger aan bij een van deze milities in Batavia. Hij vertelt ons: “Het was een complete chaos. Er was geen gezag. Overal moordpartijen onder Nederlanders en Indo’s. Niemand die ze beschermde. Ook het handjevol Britse soldaten dat daarvoor in Indië verantwoordelijk was namens de geallieerden, kon weinig uitrichten. Als vrijwilliger zonder militaire opleiding kreeg ik een uniform en een Tommy Gun in mijn hand gedrukt en werden er handgranaten aan mijn riem gegespt. Ik was 17-18-jaar. Hoe ik die moest gebruiken, wist ik niet. Dat moest je maar in de praktijk uitvinden. We leerden onszelf schieten bij een spoorwegdijk. Daarop schoten we dan met scherp om te oefenen. Maar achter die dijk lag ook een kampong. Pas later realiseer je je dat daar natuurlijk ook de nodige kogels zijn neergekomen...We werden ingezet bij het bewaken van gebouwen en ook bij gevechten tegen de opstandelingen”.

KNIL-soldaat

Nadat de Nederlandse troepen vanaf maart 1946 voet aan wal zetten op Java, is Bol Kerrebijn KNIL-soldaat geworden (Foto rechts: Bol Kerrebijn in traditioneel KNIL-tuniek). In die hoedanigheid werd hij ook ingezet bij de Politionele Acties op Java. Hij diende ook op Bali.
Bol vertelt: “ De koloniale tijd was extreem in de verhoudingen tussen Nederlanders en de bevolking van Indië, die niet dezelfde rechten had. Maar de bersiap-opstand was vanuit hen heel extreem met de plunderingen en de moordpartijen. Oorlog is extreem. Dat vergeten de meeste mensen gauw. Vooral als je er niet bij geweest bent, zoals de historici, die nu 80 jaar later, ons als Indië-militairen oorlogsmisdadigers noemen. Ik heb veel acties meegemaakt. Die waren hard, maar geen oorlogsmisdaden. En er zijn ook dingen gezegd, die helemaal niet konden. Bijvoorbeeld over Rawagadee. Dat daar met tanks zou zijn gevochten. Dat kan helemaal niet, want het is een moerasgebied, waar tanks meteen in de modder vastlopen”(-)

Onafhankelijkheid

Bol Kerrebijn vervolgt: “Soekarno (foto rechts) heeft bij zijn 'proklamasi' gezegd, dat Indonesië op 17 augustus 1945 onafhankelijk van Nederland is geworden. Dat vanaf die datum de Republiek Indonesia zou bestaan (i.p.v. 29 december 1949, toen de onafhankelijkheidverklaring werd getekend in het Paleis op de Dam -red.). Dan hadden ze toen meteen het gezag daadwerkelijk moeten overnemen. Dat is niet gebeurd. De republikeinen lieten de pemoeda’s hun gang gaan. Met als gevolg dat er toen tienduizenden Nederlandse vrouwen en kinderen zijn vermoord. Daarvoor was en is Soekarno verantwoordelijk. Maar in Indonesië verzwijgen ze de bersiap. Tot op de dag van vandaag. Ze hebben de moordenaars van toen tot helden uitgeroepen”.

Vrijheid

In het Kmar Magazine vertelt Kerrebijn hoe hij vrijheid is gaan waarderen:
“Toen ik in dienst zat, werd mijn wereld steeds groter. Met de 3e compagnie van het 5e bataljon Korps Militaire Politie / Koninklijke Marechaussee werkte ik in 1948 op Oost-Java. We bewaakten objecten, transporteerden Japanse krijgsgevangenen naar de rechtbank en hielden de militairen in het gareel. Ik heb een mooie diensttijd gehad.
In 1950 vertrok ik naar Nederland en werkte tot 1983 bij de landmacht. Ik heb nog meerdere keren in het buitenland gediend: Nieuw-Guinea, Suriname en Duitsland. En als je dan in het buitenland bent of je hoort vandaag de dag wat daar gebeurt, merk je pas hoe goed we het eigenlijk in ons mooie vrije Nederland hebben. Houd dat zo”
, aldus de nu 98-jarige Bol Kerrebijn vanuit Bronbeek in Arnhem.

Op de foto rechts: Bol Kerrebijn bij de Dodenherdenking op 4 mei 2025 op Bronbeek.

 

Terug naar het overzicht