Direct contact? Mail ons: info@oorlogsverhalen.com

Home > Namen > Geert en Jenny Praal-Schouten

Geert en Jenny Praal-Schouten

Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn Geert Praal en Jenny Schouten verloofd. Er is een verlovingsfoto bewaard gebleven die aan de achterkant gedateerd is op 27 februari 1943. Ze zijn beiden in 1919 geboren en wonen bij hun ouders in Bussum. De ouders van Jenny -zij was de oudste dochter- wonen met nog 2 dochters en 3 zonen aan de Brediusweg, Geert woont met zijn ouders en zus op de Anton Mauvelaan.

GEERT PRAAL

Op 15 maart 1943 voert het verzet een aanslag uit op de spoorbaan tussen Bussum en Baarn om hiermee het Duitse goederenvervoer tegen te werken. Generalkommisar Rauter geeft daarop de burgemeesters van de betrokken gemeenten opdracht inwoners van aangrenzende gemeenten te verplichten het spoortraject te bewaken tegen mogelijke nieuwe aanslagen. Geert Praal heeft hieraan ook moeten deelnemen. Hij moest ’s nachts ongewapend wachtlopen op het spoortraject in Bussum ter hoogte van de Bensdorp chocoladefabriek. 

De Kooy bij Den Helder 

In een brief aan zijn verloofde schrijft Geert dat hij op 3 juli 1944 om ongeveer 3 uur 's middags in De Kooy bij Den Helder is aangekomen: “Bijna allemaal Bussumers in een Barak”  Het is een barak van het  Kamp Lager B. Hij was samen met andere mannen uit Bussum opgeroepen door de gemeente Bussum, die van de Duitse bezetter een vordering had gekregen om arbeidskrachten te leveren voor de Arbiedseinsatz. De Bussumse mannen werden verplicht tewerkgesteld in Kamp Lager B bij De Kooy. Het lag bij het vliegveld waar tijdens de bezetting soldaten van de Kriegsmarine en Luftwaffe waren gelegerd, die belast waren met de kustverdediging bij een mogelijke landing vanaf zee door de geallieerden.

Bunkers camoufleren

De Bussumse mannen moesten onder andere camouflage aanbrengen op de bunkers, die onderdeel vormden van de Atlantikwal. De bunkers hadden op het dak een opstaande rand, waartussen aarde moest worden gestort en graszoden gelegd. Ze moesten ook netten, die voor camouflage voor de ingangen en geschutopeningen hingen, invlechten met takken en twijgen. Ook moesten Geert en de andere Bussumse dwangarbeiders betonnen palen ingraven, die in zee als versperring dienden. Dat gebeurde bij laag water als het eb was met behulp van een steekkar met brede banden. De betonnen palen moesten zo ver mogelijk zeewaarts in het water worden gezet. Het was zwaar werk. 
Geert maakte herhaaldelijk mee dat er (geallieerde) bommenwerpers over vlogen, waarop door de Duitse luchtafweer werd geschoten. Ze werden dan bevolen snel de bunker in te gaan. "Het schieten maakte een hels kabaal", zo vertelde hij later. De rust keerde pas weer terug nadat de vliegtuigen waren verdwenen.

Troosteloze boel

Over het Lager zelf schreef Geert aan Jenny dat het “er niet bepaald gezellig” uit zag. Het was “een troosteloze boel, je voelt je net een krijgsgevangene”. Er was te weinig eten en hij hoopte dat als hij verlof zou krijgen hij van huis eten mocht meenemen. 
Op 4 juli 1944 kreeg Geert een Ausweiss waarmee hij naar Den Helder kon gaan. Hij heeft daar papier en postzegels op de kop kunnen tikken om naar huis te kunnen schrijven. In een brief van 18 juli 1944 meldde hij aan zijn verloofde dat hij over tien dagen verlof zou krijgen en dan naar huis wilde komen: “Ik ben niet van plan nog een keer te gaan. Ik zal dan wel zien en er iets op verzinnen”. Het verlof kwam er en Geert Praal is daarna niet meer naar het kamp bij De Kooy teruggegaan. 

Noordoostpolder

Om te voorkomen dat hij zou worden opgepakt en voor de Arbeidseinsatz naar Duitsland zou moeten, heeft Geert via contacten van de vader van zijn verloofde Jenny het voor elkaar gekregen dat hij tewerkgesteld werd in de Noord-oostpolder. Die was net drooggemaakt en er waren jonge mannen nodig om afwateringssloten te graven. Als ‘polderwerker’ hoefde je voor de Arbeitseinsatz niet naar Duitsland toe. Geert moest in de omgeving waar nu Marknesse ligt, sloten graven. Hoe lang hij daar gewerkt heeft, is niet duidelijk. Wellicht heeft hongeroedeem waaraan hij is gaan lijden ervoor gezorgd, dat hij naar huis is gestuurd.

Ondergedoken

In een briefje aan zijn verloofde Jenny van 26 februari 1945 schrijft Geert dat hij “thuis is en niet naar buiten gaat”. Hij is ondergedoken in het huis van zijn ouders. Overdag kan hij daarom niet naar buiten. 's Avonds en 's nachts gaat hij er wel uit om hout te hakken als brandstof voor de kachel in het huis, want andere brandstof was er tijdens de hongerwinter ook in 't Gooi niet meer.

Illegale stroom

Het huis van zijn ouders was een groot huis met bijgebouwtjes en voldoende mogelijkheden om je te verbergen. Achter het huis lag een school waar Duitse soldaten waren ingekwartierd. Geert Praal die HTS elektrotechniek had gestudeerd, heeft kans gezien ongemerkt de hoofdstroomkabel, die vanuit zijn ouderlijk huis naar de school liep, af te tappen, waardoor het ouderlijk huis gedurende alle oorlogsjaren  stroom had. Illegaal en gratis!  
De verplichte verduistering (zie foto rechts) die de Duitsers hadden opgelegd, werkte in het voordeel van de familie Praal: ze hadden hun huis zo goed verduisterd dat de Duitse militairen, die in de achterliggende school gelegerd waren, het nooit hebben opgemerkt dat er 's avonds bij Praal volop elektrisch licht brandde.

Illegale kristal radio

Op 13 mei 1943 hadden de Nederlanders van de bezetter het bevel gekregen hun radio’s in te leveren. Dat was om te voorkomen dat er naar verboden radiostations zoals de BBC of Radio Oranje werd geluisterd. Ook Praal senior leverde zijn radio in. Maar wat de Duitsers niet wisten, dat zijn zoon Geert als elektrotechnisch ingenieur zelf radio’s kon bouwen. Hij knutselde zelf een eenvoudige kristal-ontvanger in elkaar. Die verborg hij onder de vloer. En omdat huize Praal illegaal stroom van de Duitsers had, werkte de zelfgebouwde kristalradio naar behoren. En zo konden ze in de laatste twee oorlogsjaren via de illegale radio op de hoogte blijven van de acties van de geallieerden, die uiteindelijk leidden tot de bevrijding van Nederland op 5 mei 1945.

JENNY SCHOUTEN

Jenny was de oudste van de zes kinderen Schouten. Tussen haar en het volgende kind was een leeftijdsverschil van 8 jaar. Jenny runde tijdens de oorlog het huishouden van het gezin Schouten en werd door haar broers en zussen gezien als tweede moeder. Na de bevrijding van Zuid Nederland in september 1944, was Nederland boven de rivieren nog steeds in handen van de Duitsers. Aan alles was tekort en ook de voedselvoorziening stagneerde. Toen er ook nog een zeer strenge winter van 1944 tot 1945 volgde, ontstond er met name in de randstad hongersnood. Ook het gezin Schouten in Bussum van maar liefst 8 personen werd er door getroffen. Het gebrek aan voedsel werd zo nijpend, dat Jenny besloot op voedseltocht naar Oost-Nederland te gaan om bij boeren voedsel te vragen. Dat deed ze meerdere keren, waardoor de familie in Bussum telkens net over voldoende voedsel kon beschikken om te overleven. Maar de situatie bleef nijpend. Daarom werd besloten, dat bij de volgende voedseltocht van Jenny haar jongere broer Piet (toen17 jaar) mee moest om hem bij een boer in het oosten onder te brengen. Dat zou in het gezin in Bussum weer een mond eten schelen. 

Voedseltocht 

Op een fiets met houten banden ging Jenny begin 1945 tijdens de hongerwinter opnieuw op voedseltocht. Nu samen met haar broer Piet. De bestemming was Dalfsen, aan de overkant van de IJssel. Omdat broer Piet het risico liep door de Duitsers opgepakt te worden voor de Arbeidseinsatz, had ze zijn haar lang laten groeien. Zo zag hij er met zijn blonde krullen en in meisjeskleren gestoken uit als een meisje. Hij mocht niet praten (hij had behoorlijk de baard in de keel) en moest doorgaan voor doof-stom. Het was koud, er lag sneeuw en de eerste etappe van de tocht ging door de Eempolder. Met het pontje bij Eemdijk moesten ze de Eem over. Daar werden ze onverwacht aangehouden door landwachters. Ze zochten  jonge mannen voor de Arbeitseinsatz. Jenny deed het woord: “Mijn doofstomme zusje gaat mee om te dragen. Zeg maar niets tegen haar. Ze is niet helemaal goed bij haar hoofd en ze is ook nog doofstom”. Piet volgde de instructies die hij eerder van zijn zus had gekregen goed op. Hij zweeg… En zonder problemen kwamen ze aan de overkant. Via Bunschoten gingen ze op Harderwijk aan. Het was zwoegen en ploeteren door de sneeuw, tegen de felle en ijskoude oostenwind in.

Luchtaanval

Lopend en fietsend over de rijksweg langs Harderwijk hoorden ze  plotseling vliegtuigen in de lucht cirkelen. Omdat het winter was waren er geen bladeren aan de bomen. Ze hadden geen bescherming tegen een aanval vanuit de lucht. Op de weg was het druk: allemaal mensen op hongertocht. Lopend, met fietsen, karretjes, kinderwagens als kruiwagen en een paard en wagen. Een van de (Engelse) jachtvliegtuigen dook naar beneden, omdat ze waarschijnlijk dachten dat ze een Duitse colonne zagen. Hij opende het vuur. 
Jenny duikt met haar broer Piet naar de rand van de sloot langs de weg en gaat ter bescherming over haar broer liggen. “Het was doodeng”, vertelt ze later: “De kogels stuiterden over de weg. Ik ben nooit meer zo bang geweest als toen. Ik kon geen kant uit. Zo plat mogelijk tegen de grond in de slootkant. Gelukkig zijn we niet geraakt. Wel het paard. Dat vond ik erg zielig”. En ze kon zich nog iets herinneren: een verdwaasde man, die met zijn voeten in de sloot zat en in paniek niets anders deed dan hardop bidden. Terwijl de kogels om z’n oren vlogen. Ook hij overleefde het…

Onderduik bij boer in Dalfsen

Een dag later zijn Jenny en haar broer Piet de IJsselbrug bij Kampen overgestoken en in Dalfsen aangekomen. Bij een eerdere tocht naar Dalfsen had ze geregeld dat Piet daar -op voorspraak van contacten van haar vader bij de illegaliteit- bij een boer kon onderduiken en er als knecht kon gaan werken. Dit lukte. Haar broer Piet heeft de Arbeidseinsatz kunnen ontlopen, doordat hij bij de boer in Dalfsen kon onderduiken. Hij is er gebleven tot het einde van de oorlog. Na de oorlog heeft hij elk jaar de boer en zijn vrouw tot hun dood bezocht.

Terugweg

Als betaalmiddel voor het eten dat Jenny op de terugweg naar de familie in Bussum mee zou nemen, had ze naast geld ook sigaren bij zich. Haar vader kweekte tabak en kon zelf sigaren maken. Het bleek een goed ruilmiddel. Ze maakte de tocht terug naar Bussum in haar eentje, met een zak rogge op de fiets en een zij spek om haar middel gebonden. "Ze heeft de familie in leven gehouden met haar voedseltochten", vertelde haar jongste zus in 2006 . Ze heeft meerdere tochten gedaan, ondermeer samen met een jongere zus en de zus van haar verloofde Geert Praal, zodat er ook in huize Praal weer wat te eten was.

Bombardement

In hotel Bosch van Bredius in Bussum, dat op loopafstand van het ouderlijk huis van Jenny Schouten lag, zetelde tijdens de oorlog de staf van de Duitse bevelhebber Generaal Blaskowitz. Op 22 maart 1945 werd door Engelse Typhoon jachtbommenwerpers een luchtaanval op het hotel Bosch van Bredius uitgevoerd. Het hotel werd zwaar beschadigd ( zie foto rechts), evenals een aantal nabij gelegen woonhuizen. De generaal zelf was er niet. Er vielen een aantal doden, waaronder ook burgers. Jenny Schouten was ooggetuige van het bombardement, dat zo hevig was dat er zelfs lijken in de bomen hingen. Later vertelde ze dat ze in een boom een dode man zag hangen waarvan zijn buik was opengereten en de darmen er uit hingen. Een afschuwelijk beeld dat haar altijd is bijgebleven.  

Getrouwd

Geert Praal en Jenny Schouten trouwen vlak na de oorlog op 20 september 1945 in Bussum. Ze kregen drie kinderen. Hun eerste zoon overleed tijdens de geboorte. Op 27 april 1948 werd hun tweede zoon Geertjan geboren. Op 1 oktober 1949 volgde hun derde zoon Michiel. In hun jeugd werd er thuis wel over de Tweede Wereldoorlog gesproken. Het was geen taboe. En op 4 mei werden de doden herdacht. 

De broertjes Praal speelden als kinderen op de kleine vliering van hun ouderlijk huis nog vaak met de attributen uit de Tweede Wereldoorlog, die hun vader Geert bewaard had: zijn koptelefoon, zijn seinsleutel, de zelfgebouwde kristalradio en de ‘knijpkat’ zaklantaarn uit de Tweede Wereldoorlog. 

En als ze als kind bij hun weerbarstige Opa Praal -die voor de oorlog al uit Duitsland gevluchte communisten en Joden onderdak bood- op schoot zaten met de Grote Bosatlas, sloeg hij de kaart van Europa open, waarop ‘Duitsland’ stond. Dat woord had hij doorgehaald en met zijn felle hanenpoten vervangen door: MOFFICA.     

Geert en Jenny Praal-Schouten zijn in 2007, drie maanden na elkaar, op 87-jarige leeftijd overleden. 

Terug naar het overzicht