Geert Loosman
Het oorlogsverhaal van Geert Loosman uit Urk. Hij maakte daar de Tweede Wereldoorlog en de Duitse bezetting mee.
Geert wordt geboren op 3 november 1935 op Urk als zoon van Jacob Loosman en Aaltje Loosman-Kramer Naast Geert telt het gezin nog drie jongens: Lub, Jelle en Riekelt. Geert’s vader is timmerman met een eigen bouwbedrijf. De werkplaats bevindt zich onder het woonhuis. Tijdens de ontginning van de Noordoostpolder maakt vader Jacob voor de Rijksdienst IJsselmeerpolders loopbruggen voor de arken, waarin de ingenieurs met hun gezinnen verblijven.
Oorlog
Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, is Geert vijf jaar. De Duitsers verbieden alle namen, die met het Koninklijk huis te maken hebben. De naam 'Wilhelminaschool' (foto rechts) moest worden veranderd in ‘Willem de Zwijgerschool’. Het schoolbestuur weigerde dit, en het naambordje met de naam Wilhelmina liet men een tijd lang gewoon hangen. Tot een groep dronken Duitse soldaten het er af haalden en in het water gooiden. Tijdens de aanleg van de Noordoostpolder werd het bordje weer opgevist en vervolgens verborgen gehouden. De school heeft in de laatste oorlogsjaren toch nog de nieuwe naam Willem de Zwijgerschool moeten dragen. De jongens Loosman zitten op de Wilheleminaschool, ook tijdens de oorlog. Een oom van Geert, Jelle Loosman, is er hoofdonderwijzer.
Razzia
Ook Urk ontkomt niet aan Duitse razzia’s. In november 1944 is er een geallieerde vliegtuig-dropping van voedsel, en wapens en munitie voor het verzet. De Duitse bezetter reageert hierop met een bevel dat alle mannen tussen de 18 en 45 jaar zich op 18 november 1944 voor 21.00 uur in de Wilhelminaschool moeten melden. Geert: “Ook mijn vader hoort bij die groep. Hij is dan 39 jaar. Ze worden afgevoerd naar Duitsland. Mijn vader moet voor de Duitsers bomen kappen. De boomstammen worden op de grond tegen elkaar gelegd. Dan komt er zand overheen en vervolgens legt men er rijplaten overheen, zodat het als landingsplaats kan functioneren voor Duitse vliegtuigen. Als de Royal Air Force weet krijgt van deze nieuwe landingsbanen, worden ze alsnog kapot gebombardeerd”.
Engelse bommenwerpers
Geert kan zich nog goed herinneren, dat er in de oorlog veel Engelse vliegtuigen over hun huis in Urk (foto rechts) vliegen. De Engelse piloten vertrekken ’s nachts vanuit Engeland. Via Nederland vliegen ze naar Duitsland om daar hun bommen te af te werpen. Doelwitten zijn: vliegvelden en fabrieken en steden, met de bedoeling de Duitse oorlogsindustrie te treffen.
Geert vertelt: "De Duitsers hadden algehele verduistering verplicht gesteld, zodat 's nachts de oriëntatie voor de Engelse piloten bemoeilijkt zou worden. Maar bij helder weer is in het donker het verschil tussen water en land vanuit de lucht toch nog goed te zien. De aanvliegroute vanuit Engeland ging meestal over het IJsselmeer. Urk is één van de navigatiepunten voor de piloten. Maar in de haven van Urk liggen ook zogeheten ‘Waffenboote’, waarvan geallieerde vliegtuigen beschoten worden. Wanneer er een Engels vliegtuig boven het IJsselmeer wordt neergeschoten, lukt het regelmatig, dat vissers uit Urk de bemanning redden".
Veel geallieerde vluchten naar Duitsland vinden plaats in 1944/1945. Ze maken indruk op Geert: “Het overkomen van de Engelse vliegtuigen leek uren te duren. En twee uur later kwamen de vliegtuigen dan weer terug, nadat ze hun bommen hadden gelost. Mijn moeder zei dan: ‘Ga eens op het dak zitten. Hoeveel vliegtuigen zijn er neergestort in de Noordoostpolder?’" (Foto rechts: neergestorte B17 bommenwerper in de Noordoostpolder bij Urk) "Dan klom ik via het venster op het dak. Vandaar zag ik, of er vliegtuigen waren aangeschoten. Soms zag ik een in brand geschoten vliegtuig-staart, waarna het getroffen vliegtuig een duikvlucht inzette om zo te proberen de brand te doven. Als het vliegtuig bijna de grond raakte, steeg het weer snel op. Er stortten ook vliegtuigen neer. Op het land en in het water. Urkers hielpen zoveel mogelijk met kleine vissersbootjes om de bemanning van de neergestorte vliegtuigen te redden. Dat was gevaarlijk, want de dijken werden bewaakt door de Duitse soldaten.
25 dodelijk verongelukte geallieerde bemanningsleden worden op Urk begraven. Na de oorlog zijn ze meestal herbegraven in hun eigen land of op erevelden, zoals bij Margraten. Als het weer rustig was, sloop ik met een vriend de polder in om spullen van neergestorte wrakken te slopen”, aldus Geert Loosman.
Onderduikers
In Urk worden ook onderduikers verborgen. Bemanningsleden van de neergestorte vliegtuigen vinden zo tijdelijk onderdak in Urk. Geert vertelt, dat er onder de preekstoel van de Bethelkerk (foto rechts) plaats was voor drie onderduikers. Bij de zondagse kerkgang is er in de kerk een rood lampje, dat bij gevaar aangezet wordt. Voor onderduikers die de dienst bijwonen, is dat het teken om direct naar hun schuilplaats te gaan.
Vis in ruil voor appels
In Urk is er ook tijdens de oorlog zoveel vis, dat deze als ruilmiddel voor andere levensmiddelen kan worden ingezet. Zo gaat Geert samen met zijn moeder op pad om gerookte paling te ruilen voor goudrenetten. Dat moest natuurlijk stiekem gebeuren, want anders zouden de Duitsers de waar in beslag nemen. Geert draagt hiervoor een lange jas met aan de binnenkant een brede zoom, waarin moeder de paling verbergt....
Verzet
Pieter Hoekman (foto rechts) was een verzetsman uit Urk. Hij zat bij de verzetsgroep ‘Barbara’, werd Engelandvaarder en daarna geheimagent voor de Engelsen in Nederland. Hij heeft ondermeer tot taak om berichten over de Duitse bezetter naar de geallieerden te sturen.
In november 1943 wordt Pieter naar een boerderij in Keent (Brabant) gestuurd om daar gedropte spullen van parachutisten op te halen. Hij en nog twee agenten worden door een boer verraden en opgewacht door de Duitsers. Er volgt een schietpartij, waarbij Pieter dodelijk wordt getroffen. De andere twee kunnen ontkomen. Pieters lichaam wordt meegenomen door de Duitsers. Pas een jaar later krijgt zijn familie te horen, dat Pieter niet meer leeft...
Einde oorlog
De Duitse commandant, bijgenaamd ‘Varkenskoppie’, laat aan het eind van de oorlog een uitkijktoren bouwen op een restaurant in Urk. Hij brengt ook Urker schepen tot zinken in de haven. Dit alles om een geallieerde aanval af te kunnen slaan. Het heeft niet geholpen. Op 5 mei 1945 capituleren de Duitsers en is Nederland weer vrij.
Een groep Urkers, die in november 1944 is weggevoerd om te werk te worden gesteld in Duitsland, komt ook vrij. Ook de vader van Geert Loosman. Geert vertelt: “Ze hebben hun schamele bezittingen op door paarden voorgetrokken wagens geladen om richting Nederland te gaan. Maar bij de rivier de Elbe kunnen ze even niet verder. De bruggen zijn er weggebombardeerd. De Russen staan aan de ene kant, de Amerikanen aan de andere kant. Toch lukt het ze in Nederland te komen. Bij de grens in Limburg worden ze ontluisd. Uiteindelijk komt mijn vader aan in Kampen bij de dijk van Rampspol. Ik loop mijn vader tegemoet. Ik ben dan 10 jaar. We lopen via de dijk terug naar Urk.”
Na de oorlog
Geert: “Na de oorlog heb ik veel plaatsen bezocht, die te maken hebben gehad met de oorlog. Elk jaar is er een herdenking in Dronten met de ‘airgunners’. Ze hebben mij veel over de oorlog verteld. Met sommigen ben ik bevriend geraakt. Er is een monument op Urk, dat herinnert aan de razzia in 1944. Het gebouw op de gedenkplaat is de ‘Wilhelminaschool’, waar de mannen zich na de razzia moesten melden”, aldus Geert.
Bij het kerkje aan de zee staat een monument voor de Urkers (foto rechts), die in de oorlog zijn omgekomen: verzetsmensen, en drie joodse inwoners van Urk, die in het concentratiekamp Sobibor in Polen zijn vermoord.
Hun namen zijn gebeiteld in de gedenksteen.
Met dank aan de inmiddels opgeheven Stichting Ongeland