Direct contact? Mail ons: info@oorlogsverhalen.com

Home > Namen > Hans Ketting

Hans Ketting

Hans Ketting, geboren in 1933 maakte als jongen de Tweede Wereldoorlog mee in Den Haag. Na zijn dood in 2017 vond zijn zoon Rob op de computer van zijn vader zijn oorlogsverhaal.


Hans Ketting op de Lagere School in Den Haag

Rob, de zoon van Hans Ketting schrijft: Mijn vader was 7 jaar toen de oorlog begon. In 2010 heeft hij zijn herinneringen uit die tijd op zijn computer getypt. Na zijn overlijden vond ik dat. Ik zou graag willen dat het verhaal van mijn vader uit die vreselijke tijd opgenomen wordt in uw collectie oorlogsverhalen en zo bewaard blijft voor de toekomst”. Wij voldaan graag aan dit verzoek en publiceren een aantal geredigeerde fragmenten. 

10 mei 1940: een gewone ochtend

Hans Ketting beschrijft in zijn dagboek de eerste oorlogsdag: “Het was een gewone ochtend op 10 mei 1940 in Den Haag. Buiten op straat werd er door buren over iets gesproken, maar waarover wist ik nog niet. Een van mijn zussen kwam thuis en zei ons land is gecapituleerd, er is oorlog met Duitsland. Er waren veel Duitse soldaten op straat. Ik woonde toen op de Escamplaan in Den Haag...
...Mijn jongste zus was een verwoed zwemster, die elke dag naar het Zuiderpark buitenzwembad ging om te zwemmen. Maar op een keer kwam ze thuis: het zwembad was gesloten. Duitse soldaten hadden hun paarden in de kleedhokjes gestald”. (
Foto rechts: Hans Ketting met zijn moeder)


Atlantikwall
Hans Ketting vervolgt: “De Duitsers waren bezig de oude mooie huizen aan de Sportlaan en omgeving af te breken. De afbraak (foto rechts) was nodig voor het aanleggen van de Atlantikwall, als verdediging tegen een mogelijke invasie van de Geallieerden vanaf de Noordzee. Als kind besef je het leed niet van de mensen die door de Duitse bezetter waren gedwongen hun huis te verlaten,dat zou worden afgebroken voor oorlogstuig. Alles wat maar metaal was, zoals zink, lood, badkuipen, wastafels, deuren, tuinhekken werd op de kade opgeslagen om daarvandaan met platte boten naar elders te vervoeren en later naar Duitsland te worden verzonden voor de oorlogsindustrie”.

Alles op de bon

Hans: “Alles was op de bon en iedere bewoner kreeg in januari 1943 een Distributie Stamkaart waarmee je een bonkaart kon krijgen. Daarop werd aangekruist welke bon je kon gebruiken voor brandstof, schoenen, brood enz.
Er was geen gas, en elektriciteit, alleen nog maar water. Om 's avonds toch nog wat licht te hebben, maakten we zelf een lichtje. We deden in een glas wat water en daarop een laagje olie. Door een kurk stak je een stukje katoen als lont, waarna de kurk op de drijvende olie werd gezet zodat de katoenen lont vol gezogen werd met de olie. Als je de lont vervolgens aanstak, had je een lichtje
”, aldus Hans Ketting.

Winterhulp

Hans vertelt ook over een voorval met betrekking tot het verplicht dragen van de zogenaamde Winterhulpspeldjes (foto rechts): Winterhulp was een organisatie die op 22 oktober 1940 was opgericht door de door de nazi's aangestelde rijkscommissaris van Nederland  Seyss-Inquart.  Hans Kettting schrijft: “Toen de scholen nog open waren, kregen we te maken met acties van Winterhulp Nederland. Zij deelden van uit been gesneden speldjes uit, waarop afbeeldingen stonden van Hans en Grietje. De speldjes werden in de klas uitgereikt en je mocht zelf kiezen welk speldje. Maar je moest ze wel op je trui of jurk dragen.
 Op de bovenschool werden er op een dag ook Winterhulpspeldjes uitgereikt. Een buurmeisje van mij, die in de zesde klas zat, zei toen tegen de meester, een NSB'er, dat zij dit speldje van haar vader niet mocht dragen. Diezelfde dag werd haar vader rond 17 uur op zijn werk gearresteerd. Later kwam het bericht dat haar vader was gefusilleerd op de Waalsdorpervlakte...”.

Orgeltje in de klas

Er waren ook wel leuke dingen zoals op de woensdagmorgen. Ik zat op de PC Hoofschool op de Escamplaan in Den Haag (foto rechts) Om de twee weken hadden we godsdienstles van een leraar van buitenaf. Hij kwam op een soort motorfiets met een tank op de bagagedrager: een echt museumstuk. Altijd dik ingepakt: laarzen, regenbroek en een lange leren jas. Op een dag nadat hij zich weer had ontdaan van zijn kleding, begon hij een doos uit te pakken. Iedereen in de klas was benieuwd wat er te voorschijn zou komen. Tot ieders verbazing was het een orgeltje, dat werd uitgevouwen. Hij probeerde er iets op te spelen. Hij trapte op een pedaal, die een soort luchtpomp aandreef om er geluid uit te krijgen. Het was niet om aan te horen. Iedereen moest er hard om lachen. We hadden een leuke morgen!”

Majootje

Hans Ketting vervolgt: “Tijdens de Hongerwinter schaften we om eten warm te maken een Majootje aan dat je op een potkachel of kolenfornuis kon plaatsen. Het had een doorsnede van 30 cm en was 30 cm hoog. Ze werden gemaakt in de Ravensteinstraat. Voor ons zevenen was het een uitkomst”.
Wat Hans Ketting een Majootje noemt is een noodkachel of wonderkachel (foto rechts). Het was een provisorisch kooktoestel dat tijdens de hongerwinter in de Tweede Wereldoorlog in Nederland in gebruik was om eten mee op te warmen en te koken. Daarnaast gaf het kacheltje ook enigszins warmte in de kamer. Van bijvoorbeeld een oud conservenblik met een gat onderin werd een kacheltje gemaakt waarin men takjes of houtsnippers verbrandde (Bron: Wikipedia)
Hans Ketting: “Het Majootje werd geplaatst in de keuken, daar alle warmte optimaal moest worden gebruikt. Maar zonder brandstof had je er natuurlijk niets aan. Eerst maakten we kastplanken klein tot blokjes van +/- 5 cm. Later werd alles verzameld wat op straat lag en enigszins kon branden. Het Majootje werd aangemaakt met een krant (als die er was); snel de blokjes of andere brandbaar materiaal erop en dan meteen een ketel water erop. En daarin suikerbieten koken om stroop te maken. De bieten at ik ook wel rauw om de honger maar een beetje te vergeten”.

De Hongerwinter

“Ik was net 11 jaar, de scholen waren dicht en de omgeving waar ik woonde werd met de dag triester. Ik was vaak op straat om de honger te vergeten. Op het Westeinde (foto rechts) was een ijssalon die Opklop verkocht. Dat is een soort ijscrème. Voor de winkel stond een lange rij. Na zo'n drie kwartier was ik aan de beurt. Je mocht maar één Opklop tegelijk kopen. Naar buiten en smullen. Je kreeg heel even het gevoel dat je een volle maag had. Maar dat duurde maar kort en het hongergevoel was weer terug.
Buiten bij de ijssalon zag ik een vrouw met weinig kleding aan. Ze leek wel een geraamte. Ze schreeuwde constant: “
Honger, honger, ik heb honger...” Het was een wandelend lijk en die stem ging je door merg en been”.

Naar het Westland

Hans Ketting ging ook op pad om in het Westland aan groenten te komen. Hij was nog maar een jongen van 11 jaar. Hij schrijft hierover: “Dat was een hele tippel en ik had geen schoenen meer. 
Ik liep op een paar houten zolen, die met stoffen bandjes aan mijn voeten waren vastgebonden.
Onderweg scheurden de bandjes los. Geen probleem, dacht ik. Ik bond de houten zooltjes aan mijn voeten vast met een stukje vliegertouw. De weg naar het Westland ging over een kolenpad waar maar geen eind aankwam. Daar aangekomen kon je, verstopt in de berm, aardappelen en peen kopen. Ik kocht zoveel als ik dragen kon. Op de weg terug kreeg ik erge pijn in mijn hielen. Het bleek dat het vliegertouw was ingesneden in mijn beide hielen. Ik liep verder op blote voeten, maar dat viel wel tegen. Maar de aardappelen en peen bracht ik wel thuis!”

Plunderingen

Het was zeer koud en er lag sneeuw in de winter van 1944-45. Op de hoek Grote Marktstraat en het Spui lag bij de winkel van Hulshoff een dode jongen in de sneeuw met een bord waarop stond “iIk ben een plunderaar”. Hij was door de winkelruit gesprongen en had zich daarbij verwond. Hij werd betrapt door een Duitser. Mij werd verteld dat hij met zijn eigen bloed de zin’ ik ben een plunderaar’ had moeten opschrijven. Daarna is hij doodgeschoten. Ze hebben hem daar dagen laten liggen om schrik aan te jagen...”

Razzia

“s Ochtend’s op 21 november 1944 was er een razzia. Iedereen moest binnenblijven. De straten waren vol met Duitse soldaten. Ze gingen huis na huis af om mannen van 18 t/m 40 jaar op te pakken. Ze kwamen ook bij ons langs. Mijn vader kon aantonen dat hij 50 jaar was. Hij hoefde niet mee. Ze gingen daarna naar de buren. Onze buurjongen was 26 jaar. Hij was in bed gedoken en had een dikke das om zijn nek. Hij zei dat hij tbc had. Daar waren de Duitsers bang van en ze verdwenen. Wij volgden alles vanuit het raam. We zagen dat ze naar de benedenburen gingen. De benedenbuurman werd meegenomen. Ik heb hem voor laatst gezien met een deken op zijn rug. Hij is nooit meer teruggekomen.”

Bomen kappen

De winter van 1944-1945 was zeer streng met temperaturen ver onder nul in een lange periode van vorst en sneeuw. Brandstof werd steeds schaarser. Iedereen was ernaar op zoek. Maar de meeste bomen waren al gekapt voor brandstof.
Ook de jonge Hans Ketting zocht naar hout om te kunnen branden in het kacheltje. Hij had gehoord dat er in het afgesloten spergebied van de Atlantikwall bij de Scheveningseweg nog bomen stonden. Maar dat gebied mocht je niet betreden. Dat was illegaal en als je het toch deed, kon je door de Duitsers worden opgepakt. Hans Ketting ging er toch op af:
Samen met mijn buurjongen. Die had een wandelwagentje. Hij was 9 jaar en ik 11 jaar. We liepen richting Scheveningen naar de plaats waar de bomen zouden worden gekapt. Wij vielen niet op, want de Duitse soldaten hadden het te druk met een paar Haagse meiden. Bij de Scheveningseweg was het doodstil onder bomen.
Toen kwam er ineens een vrouw uit de bosjes. Zij sprak ons aan en wij vertelden dat wij een boom wilde kappen. Ze zei: “Blijven jullie maar hier op de uitkijk staan. Als jullie iets horen of zien, dan moeten jullie fluiten.
En als de boom gekapt is, krijgen jullie ook een stammetje. Kort erop ging het luchtalarm af en kwam er met hoge snelheid een grote Duitse wagen aanrijden. Even tevoren was er een V2 afgeschoten uit het Haagse bos, waar de lanceer installaties stonden. De auto stopte vlakbij waar wij in het bos zaten. We waren doodstil. Ze zagen ons niet. Na een half uur gaf de sirene het sein, dat alles weer veilig was. De wagen verdween. Tot onze opluchting,want als we ontdekt waren, was het slecht afgelopen met ons”
.
De boom werd alsnog gekapt en de vrouw hield zich aan haar woord. De jongens kregen een stam van anderhalve meter, die zijn hun wandelwagentje mee naar huis namen. Hans schrijft: “We waren beretrots. Later hoorden wij dat de V2 was neergestort op de Westduinweg” (foto Verzetsmuseum)

Nieuwjaarsdag 1945

Op Nieuwjaarsdag 1945 was na de lancering een V2 raket (foto rechts) afgezwaaid en neergestort in Indigostraat in Den Haag. Dat was niet ver van waar Hans Ketting en zijn familie woonden. Hans was een nieuwsgierig jongetje en ging er heen om te kijken wat er gebeurd was: “ Er was een enorme krater met een afmeting van zo'n 10 vierkante meter in het midden van de straat. Er waren ook een aantal huizen getroffen. Als je dat ziet gaat er wel iets door je heen om zo het nieuwe jaar te beginnen. Het gaf een angstig gevoel, want wat zou er gebeuren als er weer een V2 afgeschoten zou worden. Overdag kon je de raket in de lucht volgen. Maar als het geluid ophield, dan was er iets mis en stortten ze vaak naar beneden. Maar ’s nachts als je in bed lag, was het aftellen en als het geluid aanhield en langzaam minder werd, dan was er niets aan de hand. De spanning en angst dat het misgaat vergeet je nooit meer”, aldus Hans Ketting.

Bombardement Bezuidenhout

Op 3 maart 1945 bombardeerden de geallieerden bij vergissing het Bezuidenhout. De geallieerden hadden het eigenlijk gemunt op de  Duitse V2-raket installatie in het Haagse Bos. Hans Ketting ging op weg naar het Bezuidenhout en schrijft wat hij daar aantrof:
 De wijk Bezuidenhout was vanaf het begin van de Schenkkade afgesloten. Ik zag de brokstukken van huizen en gebouwen. Heel triest. Ook zag ik volwassenen en kinderen, die soms zwaar gewond waren, en die richting de stad gingen om daar geholpen te worden. Het was een ravage daar op de Schenkkade. Er lag ook een paard met wagen, die door de bommen was getroffen. Mensen sneden stukken vlees uit het dode beest. Ze waren door de honger gedreven om dit te doen.”
Meer informatie en verhalen over het bombardement op het Bezuidenhout is hier >> te vinden.

De bevrijding

Hans Ketting heeft als 11-jarig jongetje de bevrijding bewust meegemaakt. In zijn memoires, die hij optekende in 2010, beschrijft hij hoe dat voelde en nog voelt:
Het gevoel dat je bent bevrijd van de angst is bijna niet uit te leggen: niet meer om acht uur avonds binnen moeten zijn, geen luchtalarm en geen schuilkelders.
Er was overal in Den Haag feest op straat. De nationale driekleur was overal trots uitgestoken.
En even buiten Den Haag bij het vliegveld Ypenburg waren er voedseldroppings uit Lancaster bommenwerpers.
Wij stonden met zijn allen te zwaaien met alles wat je had.Nu, 65 jaar later, heeft de oorlog mij geleerd hoe belangrijk het is om in vrijheid te kunnen leven”.

Terug naar het overzicht