Harm Detz
Oorlogsverhaal van Harm Detz uit Moergestel. Harm Detz, 96 jaar, vertelde ondanks zijn handicap (Harm heeft keelkanker gehad), zijn oorlogservaring als dwangarbeider. Hij is een van de laatste getuigen van de Tweede Wereldoorlog. Harm's verhaal is opgetekend en geschreven door Jos Denissen:
"Harm Detz (foto rechts) woonde voor de oorlog in Groningen in Hoogezand/Sappemeer. Zijn vader werkte op een scheepswerf. Voordat de oorlog uitbrak hoorde hij thuis via Radio Bremen het gebral van Hitler. Dit zorgde dat het gezin Detz een gruwelijk hekel aan dat gedrocht had".
School
"Harm was leerling op een ULO, waar hij les kreeg van een Joodse leraar, Sam de Lange. Hij herinnert zich deze leraar Frans als een wijze, goed man. Deze vond straffen zinloos en trachtte problemen op een positieve wijze op te lossen. In de klas zat ook een knap Joods meisje, Reina West. Beiden hebben de oorlog niet overleefd. Op de school werkte helaas een NSB’er, een irritante, vervelende landverrader. Dit was de oorzaak, dat de sfeer op school werd verziekt en was voor Harm reden voortijdig zijn studie af te breken".
Dwangarbeid
"Harm ging bij een oom werken, die een groentekwekerij had. Herman werkte er graag, maar zag met angst de dag tegemoet, dat hij 17 jaar zou worden. Jongelui van die leeftijd moesten dan voor de Arbeitseinsatz dikwijls in Duitsland gaan werken. Ze werden naar fabrieken in Hamburg, Hannover of Berlijn gestuurd om oorlogstuig te bouwen. Ze kregen daar niet alleen te weinig voedsel, een slechte vergoeding, werden vaak bestookt door de Engelse bommenwerpers, maar waren ook ver van huis. Inderdaad kwam de gevreesde kaart; Harm moest zich melden. Gelukkig moest een niet-Hitler gezinde ambtenaar zijn inschrijving regelen. Hij adviseerde Harm te proberen vlak over de grens in het dorp Weener-Ems een plaats te krijgen als medewerker in een boomkwekerij".
Boomkwekerij
"Via slinkse omwegen kreeg hij het voor elkaar, dat hij daar mocht komen werken. Hij moest met de trein naar Weener-Ems (foto rechts) reizen. Op het perron stonden vele bange Nederlandse jongens, die werden gecontroleerd door een 2 meter lange SS-Hauptsturmführer, die bijna alle jongens na een klap tegen hun hoofd naar de trein verwees. Harm was de laatste. De SS'er keek hem met een ijzige blik in zijn helblauwe ogen aan, vroeg waar hij naar toe moest en liet hem na het antwoord gaan! Dit tot grote opluchting van Harm. Hij ging op weg naar de enorme boomkwekerij, die gerund werd door twee miezerige Grúnen, Feldpolizei-mannetjes. Harm kreeg een vergoeding van 25 Mark per week, hij mocht als grensganger elke dag naar huis en was van zaterdagmiddag tot zondagavond vrij. Al snel kregen hij verzoeken binnen van Nederlanders, die ver weg zaten en/of niet naar huis mochten om briefjes aan hun familie door te geven. De brieven moesten gesmokkeld worden. Als je betrapt werd, kreeg je 6 weken strafkamp. Mannen, die de straf hadden ondergaan, kwamen gebroken terug en vertelden nooit wat hun was overkomen. Harm bracht uit Nederland altijd voedsel mee; vooral groenten kon hij via zijn oom makkelijk krijgen. Zijn anti-Duitse ouders steunden hem in zijn pogingen om anderen te helpen".
Gesnapt
"Bijna hadden de Duitsers Harm een keer te pakken, toen zij een adres vonden in zijn tas. Hij kon zich eruit bluffen met het verhaaltje, dat hij van zijn moeder het adres moest bezoeken om iets af te geven. In Weener-Ems was de postbeambte op de hand van de Nederlanders. Hij onderschepte de post van Nederlanders, die elders in Duitsland was gepost en bezorgde die bij de ‘smokkelaars’. Post, die naar die Nederlanders moest, konden ze gewoon in de postbus stoppen, want die controleerden de Duitsers niet".
"Sommige grenswachten waren makkelijk om te kopen. Herman had op een keer een doos tomaten bij zich. De beambte stond verlekkerd te kijken en op de vraag van Harm of hij ook zo’n doos wilde, reageerde hij enthousiast. Nadat Harm hem een paar keer een doos had gegeven, werd de controle steeds zwakker. Op een andere keer zag hij dat Harm een prachtig mes had. Dat had zijn vader gemaakt van materiaal, dat eigenlijk bestemd was om kanonneerboten te maken. Verlangend keek hij naar het prachtige wapen, Herman zag het en beloofde hem er ook een. Je snapt wel, dat deze beambte niets verkeerd meer zag".
Identiteitskaart
"Na een jaar bleek, dat Harms identiteitskaart (Foto rechts: voorbeeld persoonsbewijs WO2 ) bijna was verlopen en die moest hij persé hebben om bij de boomkweker te mogen blijven werken. Harm kreeg een vrije zaterdagmorgen om naar het gemeentehuis te gaan. Nadat de ambtenaar alles netjes had ingevuld en Harm had betaald, had hij alleen de handtekening van de burgemeester nog nodig. Helaas was dit een NSB’er en op de hoogte van de anti-Duitse houding van het gezin Detz. Hij weigerde te tekenen en zei, dat Harm naar Groningen moest gaan. Het hoofd van het Gestapobureau, een SS-bruut, moest de handtekening zetten.
Gestapo hoofdkwartier Groningen
Harm ging met spoed naar Groningen naar het Gestapohoofdkwartier, het zogenoemde Scholtenhuis (foto rechts). Door de lange gangen liep hij naar drie Duitse meisjes, die hem naar kamer 21 verwezen. Harm stopte voor een dikke deur en klopte aan. Geen reactie, nog eens geklopt, weer niets, hoewel hij duidelijk het Duitse getier hoorde. Harm opende toch maar de deur en zag achter het bureau een corpulente SS-officier, die vloekend en scheldend in zijn telefoon stond te tieren. Na een minuut of tien gebaarde hij dwingend, dat Harm naar binnen moest komen. ‘Was is los?”, brieste hij. Harm vertelde hakkelend, dat de burgemeester van Hoogezand-Sappemeer weigerde een handtekening te zetten op zijn identiteitskaart. “Warum mag er das nicht?”. Harm weet nog niet hoe hij op zijn antwoord kwam, maar hij zei, dat de man, dat niet wilde doen, omdat Harm een hekel aan Duitsers had. Hiermee had hij de juiste snaar getroffen. SS’ers hadden nl. een hekel aan de NSB’ers, de landverraders. Zij vertrouwden ze niet en er was een machtsstrijd gaande tussen de leider van de NSB, Mussert en de leider van Nederland, Seyss Inquart. De SS’er werd woedend, pakte zijn telefoon, liet zich doorverbinden met de NSB-burgemeester, vloekte hem stijf en eiste, dat hij een handtekening op het papiertje zette. Harm moest zijn handtekening bij de NSB’er gaan halen en dan weer terugkomen naar Groningen, want hij had toch een handtekening van de SS’er nodig. Harm zou nooit op tijd terug kunnen zijn (het was 2 uur fietsen en het bureau sloot om 13.00 uur), maar de SS’er beloofde, dat hij zou wachten. Harm terug naar het gemeentehuis, waar een kruiperige burgemeester zijn handtekening zette. Harm weer naar Groningen, waar de SS’er zwierig zijn handtekening zette".
Het bomenboek
"Op een dag kwam een Duitse vrouwelijke kantoorbediende naar Harm toe. Ze zei, dat hij zich moest melden bij de heren. Waarom wist ze niet. Met knikkende knieën liep Harm de lange weg naar het kantoor. Angstig vroeg hij zich af, wat hem nu weer te wachten stond. Hij klopte netjes aan bij het kantoor en zag toen hij binnen kwam, dat behalve de twee Grúnen, ook de SS-Hauptsturmführer van 2 meter lang in het kantoor aanwezig was. De heren hadden een borreltje voor zich staan en keken grijnzend naar de bange Harm. Ze vroegen of hij een Duitser was, want de naam Deets (zo spraken zij Detz uit) was Duits en er is zelfs een dorpje met die naam. Harm ontkende en vertelde, dat in de 16de eeuw zijn voorouders vanuit Duitsland naar Nederland waren verhuisd.
In Sierduits
Daarna vroeg een van de Grúnen of Harm meer wilde weten over bomen, hun teelt en verzorging. Harm bevestigde dat; ze lieten hem een Duits boek zien. Het boek was in het Sierduits (Foto rechts: voorbeeld Gotisch-Duits) gedrukt, dus lachten ze hem uit, want ze veronderstelden, dat hij dat toch niet kon lezen. Op de ULO leerde je dat echter toen wel. Harm moest een stuk voorlezen. Ze waren verbaasd en zeiden, dat hij zo’n boek kon kopen voor 25 Duitse Mark (1 weekloon). Harm ging akkoord en enige tijd later werd vanuit Berlijn het boek opgestuurd. Harm heeft het nog steeds in zijn bezit en het is zeer belangrijk geweest in zijn carrière."
Onderduiken
"Het zuiden van ons land werd in het najaar 1944 bevrijd, maar in het noorden wachtte men tevergeefs de komst van de geallieerden af. Ze kregen de Hongerwinter nog te verduren, maar in de agrarische omgeving van Harm was geen echt voedseltekort. De Duitsers werden steeds zenuwachtiger en begonnen met het bouwen van een prikkeldraadomheining rondom de boomkwekerij. Aan de dwangarbeiders werd verteld, dat dit was om gevangen genomen geallieerde soldaten binnen het hek te houden. Deze zouden ook in de boomkwekerij gaan werken. Hun opzichter/voorman, Berend Fraize, zei dat dit onzin was en dat het bedoeld was om Harm en zijn kornuiten binnen de poorten te houden, zodat ze niet meer naar hun familie konden. Op een gegeven moment zei Herr Fraize; ‘Kom morgen niet meer terug, want ze gaan jullie opsluiten’. Harm heeft zijn raad opgevolgd en is de rest van de oorlog ondergedoken gebleven. Herr Fraize, die communist was, moest alsnog in het leger. Hij werd naar Denemarken gestuurd, maar wilde niet vechten tegen de Denen. Volgens zijn zoon heeft hij daarom zelfmoord gepleegd".
De bevrijding
"Nadat Noord-Nederland was bevrijd is Harm bij de Burgerwacht gegaan, hij was ondertussen 21 jaar. Hij werd o.m. belast met de bewaking van landverraders (NSB-ers) en werd daarom bewapend met een geweer. Een keer heeft hij op het punt gestaan zo’n "viezerik", die verantwoordelijk was voor de dood van een aantal Joden neer te schieten. Hij heeft het gelukkig niet gedaan; hij zou het heel zijn leven als een last hebben meegedragen. Bovendien heeft hij de wijsheid opgedaan, dat wraak geen oplossing is voor gedaan onrecht".
Carrière
"Zijn werk in de boomkwekerij is bepalend geweest voor de carrière van Harm. Hij is altijd in de boomteelt blijven werken en wist het te brengen tot leraar aan de Landbouw en Tuinbouwschool te Breda met als specialisatie bomen. Harm geeft soms nog een powerpresentatie over bomen en alle enigszins afwijkende bomen in Moergestel heeft hij in kaart gebracht".