Luuk van der Linden
Luuk van der Linden is in Nederlands-Indië geboren. Hij heeft de Japanse bezetting als kind aan den lijve ondervonden. Samen met zijn moeder werd hij opgesloten in diverse Japanse concentratiekampen op Java. Hij heeft zijn ervaringen opgeschreven. Dit zijn de hoofdlijnen.
Nederlands-Indië
"Mijn moeder Loet Tulfer was de jongste dochter uit een KNIL-officiers gezin. Haar Limburgse vader was in 1910 met haar Brabantse moeder naar Nederlands-Indië vertrokken. Reden was de religieuze discussies in de familie te ontlopen.
Ik ben op 3 maart 1940 geboren in het Rooms Katholieke Carolus-ziekenhuis te Tjikini (foto rechts), een voorstad van Batavia. Mijn vader Henk van der Linden was leraar aan de KW III school te Batavia. Na mijn geboorte gaf hij toestemming aan het huispersoneel een uitgebreid Selamatan-geboortefeest te organiseren. Begeleid door eenvoudige muzikale begeleiding waarbij de gamelan niet ontbrak, werd midden op de oprit van het huis een karbouwenkop geofferd en begraven. Mijn sympathie voor bijgeloof zegt me dat deze gebeurtenis ongetwijfeld heeft bijgedragen tot het beleven van twee onbezorgde jeugdjaren. Die eerste 2 levensjaren reden mijn ouders regelmatig met de auto via de Poentjak pas naar Bandoeng waar mijn grootouders Tulfer aan de Merdika weg woonden, de weg naar het hoger gelegen Lembang", aldus Luuk.
Japanse inval
"Eén keer per jaar diende mijn vader verplicht op te komen voor militaire herhalingsoefening van de 5e bergartillerie van het KNIL. Klaar voor het ontbijt in het Berghotel in Lembang hoorde hij op 8 december 1941 dat de Amerikaanse oorlogshaven Pearl Harbor was gebombardeerd. Indië verklaarde direct de oorlog aan Japan. Het zou niet zo lang duren, want het machtige Amerika zou natuurlijk komen helpen. Ondanks dapper verzet van het KNIL werd Indië onder de voet gelopen door veel beter getrainde en bewapende Japanners. Op 8 maart 1942 werd de capitulatie bekend gemaakt, ondertekend in Kalidjati".
Krijgsgevangene
Luuk v ervolgt: "Na de overgave werden mijn vader en grootvader als gewezen militairen gevangengezet in de kazerne van het 15e Bataljon in Bandoeng (foto rechts) dat was ingericht als krijgsgevangenenkamp . De Jappen hadden verboden in de buurt van het kamp te komen, maar mijn moeder ging met mij achter op de fiets ernaartoe. Van alle geïnterneerden was het hoofd kaalgeschoren. Mijn vader was dus moeilijk te herkennen. Mijn moeder moedigde mij aan te zwaaien. Je wist maar nooit. Maar zeker 20 mannen zwaaiden terug. Het was de laatste keer dat ik hem misschien gezien heb. Mijn vader zat later in het kamp Bergartillerie, Tjilatjap, 10e Bataljon Batavia, Tjimahi".
20 mensen in een woning
"Samen met mijn grootmoeder, tante en moeder werden wij eerst ondergebracht binnen de door gedèk ommuurde stadswijk Tjihapit in Bandoeng. Gedèk (foto rechts) is een van bamboe gevlochten rietmat. In een relatief kleine stadswijk woonden tenslotte ± 10.000 vrouwen en kinderen opeengepakt met soms 20 mensen in één woning. Voedsel was er minimaal en medische verzorging werd door gebrek aan medicijnen en kundig personeel steeds slechter. Na ± 1½ jaar met z’n vieren op één kamertje gewoond te hebben, werden wij samen met honderden andere vrouwen en kinderen in goederenwagons afgevoerd naar Solo op Midden-Java. De tocht van stil staan en weer rijden duurde bijna 2 dagen. Overdag een brandend zonnetje. Onderweg nauwelijks eten en drinken, om over sanitaire behoeftevoorzieningen maar niet te spreken", aldus Luuk.
70 centimeter slaapruimte
"In Solo was het kamp al zo vol, dat mijn moeder en ik blij mochten zijn met 70 cm slaapruimte. Ik had slechts één beertje en twee bootjes om in de vieze aarde voor de barak mee te kunnen spelen. Het eten bestond uit één afgestreken halve kokosnoot rijst per dag en als extra wat blubbertjespap, dat is een soort stijfselpap. Voor de smaak strooiden mijn moeder er zout overheen. Van ’s ochtends tot ’s avonds verrichtten mijn drie oppasmoeders corveetaken in de keuken en op het land. Het was dus niet vreemd dat zij regelmatig ziek waren. Ik heb zowel binnen als buiten de barakken gezien hoe vrouwen werden afgeranseld en dagen in de brandende zon op een plein voor iedereen te kijk stonden. Als straf werden wij verschillende keren gedwongen met gebogen hoofd de hele dag zonder eten en drinken in de vochtige hitte op appèl te staan".
7000 vrouwen in Moentilan-seminarium
Lukk vervolgt: "Van daar ging het naar Moentilan, een voormalig seminarium (luchtfoto rechts) waar ± 7000 vrouwen en kinderen waren ondergebracht. Hier werden mijn moeder en grootmoeder ernstig ziek. Zij leden aan bacillaire dysenterie, middenoorontsteking en dubbele longontsteking en wegens gebrek aan geneesmiddelen hebben zij de dood in de ogen gezien. Toen mijn moeder in het ziekenzaaltje dreigde te sterven mocht ik, ondanks mijn hevig huilen, haar geen afscheidskus geven, omdat het eventuele besmettingsgevaar te groot was".
Kamp Ambawara
"Vervolgens werden we naar Ambarawa (foto rechts) getransporteerd. Daar, op een terreintje het “Lido” geheten, werd ons meegedeeld dat het keizerlijke Japan de oorlog had verloren. Toen we dat hoorden barsten alle vrouwen en kinderen in snikken uit en zongen fier het Wilhelmus.
Opgevoed uitsluitend tussen ruziënde vrouwen was de plaats van een man in deze wereld voor mij ondoorzichtig. Toen mij na de capitulatie van Japan werd verteld dat de zo vijandig gezinde Jappen ons nu binnen het kamp dienden te beschermen tegen de buiten het kamp opererende extremisten, stortte mijn mensbeeld in", zo verhaalt Luuk.
Hereniging in Bandoeng
"Het heeft mijn moeder 4 maanden nerveus zoeken en schrijven gekost voordat zij met mijn vader werd herenigd in Bandoeng. Ik kende mijn vader uitsluitend van een fotootje uit het medaillon van mijn moeder.
’s Avonds voor het slapen gaf ik een ster een kushandje, want mijn vader kon die ster ook zien. Toen ik hem op bijna 6 jarige leeftijd voor de eerste keer in levende lijve ontmoette, hield ik angstig en eerbiedig afstand en sprak hem aan met “mijnheer”. Het heeft meer dan een jaar geduurd voordat ik hem enigszins accepteerde als vader binnen ons gezin. De spanningen liepen hoog op, want vanwege hun verschillende oorlogservaringen waren ze uit elkaar gegroeid.
Niets van hun vooroorlogse bezittingen hebben mijn ouders teruggevonden. Hun huis, hun kleding, hun inboedel, hun familie-erfstukken uit Holland en hun auto, alles waren ze kwijt. Alleen wat achteloos in een greppel weggeworpen familiefoto’s zijn teruggevonden", aldus Luuk.
Herstelverlof in Holland
"In 1946 mocht ons gezinnetje voor 9 maanden op herstelverlof naar Holland. In Ataka in Egypte werden via het Rode Kruis schoenen en kleding uitgedeeld, alles aangepast op een leven in een koud Hollandse klimaat. (op de foto rechts: repatriantenschip Oranje), Wij hadden het geluk bij familieleden in Nederland onderdak te kunnen vinden. Eerst bij mijn grootouders Van Der Linden in Huizen in Het Gooi, later bij een zuster van mijn vader in Amsterdam. De ontvangst was in zoverre hartelijk, dat men blij was dat we de oorlog hadden overleefd. Maar tegelijkertijd was men van mening dat we beter in Indië hadden kunnen blijven, want Nederland had zelf als gevolg van WO II al zoveel tekorten. Die Aziatische oorlog was in de toenmalige opvatting minder erg geweest dan die in Europa, want onder erbarmelijke omstandigheden overleven bij een tropische temperatuur zou veel aangenamer zijn dan in een winterse vrieskoude. Wij werden beschouwd als ongenode mee-eters uit de karige Nederlandse ruif".
Terug naar Bandoeng
Luuk: "In 1947 ging ons gezin terug naar Bandoeng (Foto rechts: Bandoeng ca. 1947). Mijn vader ging een half jaar eerder dan wij om gezinshuisvesting te regelen. Het door Japan aangewakkerde nationalisme in Indië had zijn sporen vooral bij de Indonesische radicalen afgeworpen. Extremisten, vrijheidstrijders en fanatieke nationalisten hadden het gemunt op Europeanen, Ambonezen en Indo’s. Het vaderland Nederland zond militaire eenheden. Zij waren onbekend met de tropen en de leefwereld van de Indonesiër. Te weinig voorbereid vanuit Nederland in de tropen losgelaten".
Definitief naar Nederland
"In 1951 besloot mijn vader met zijn gezin, waar een dochter was bijgekomen, definitief naar Holland af te reizen. Eenmaal terug in Nederland was er weinig begrip voor wat zich in het voormalige Nederlands-Indië had afgespeeld. Zowel ouders van vriendjes en vriendinnen, de leerkrachten van de middelbare school, de leiders van de sportverenigingen, de radiocommentaren en de persberichten ventileerden negatieve berichten over die teruggekomen 'klagers' uit de voormalige Jappenkampen. Mijn vader overleed in 1959 aan de gevolgen van kampmarteling.
Van 1992 tot 1995 ben ik in Centrum ’45 in behandeling geweest voor mijn oorlogstrauma's", aldus Luuk's oorlogsherinneringen in Nederlands-Indië.