Direct contact? Mail ons: info@oorlogsverhalen.com

Home > Namen > Marinus Meijer-Willy Ottolander

Marinus Meijer-Willy Ottolander

Het oorlogsverhaal van Marinus Meijer over de moorden op Willy Ottolander, de familie Leidelmeijer en de familie Lang.

Ooggetuige verklaring van M.L. Meijer.

Betreft de moorden op de heer Ottolander, fam. Leidelmeijer en fam. Lang: totaal 17 personen te Tamansari, Java.
“Op den 22sten juli 1947, waren wij te Tamansari, District Litjen, met nog vele andere Indo-Europeanen. Plotseling hoorden wij een vreselijk geschreeuw en werd het huis waarin wij samenwoonden omsingeld door de leden der “Masjoemi”. Ook werden wij met stenen bekogeld. Hun doel bleek te zijn ons te vermoorden. Wel vroegen zij ons of wij Islamiet wilden worden. Uit angst zeiden wij, hopende het leven te behouden, dat wij daartoe bereid waren. Ondanks deze verklaring werden wij naar buiten gesleept en werd ons huis doorzocht. Zij vonden enkele wapens (kapmessen) die wij ter onzer bescherming bij ons hadden. Daarna kwamen zij (zeker een honderdtal) op ons af en richtten een bloedbad aan.
Kleine kinderen werden onthoofd. Moeders, die hun kinderen wilden beschermen, werden voor de ogen van hun mannen afgeslacht. Zij konden niets doen, daar gewapende Javanen hen vasthielden, daarna werden ook zij vermoord. Eer zij deze mensen doden, sneden zij hun armen en benen af, de vrouwen hun borsten en staken met bamboesperen in de vrouwelijke geslachtsdelen. Enkele der mannen moesten graven maken voor de vermoorden en werden daarna ook zelf gedood en tezamen met de anderen in dit ene massagraf begraven.

17 slachtoffers

In het geheel waren er 17 slachtoffers: Heer Ottolander, Heer Leidelmeijer met vrouw, twee dochters en een zoon, Heer de Lang en dochter. In totaal acht personen. De overige negen personen werden op andere plaatsen afgeslacht, t.w.: Heer van der Linden, met een zoon, een dochter, twee nichtjes en een neefje; Mevrouw Schalk en Heer van Nieuwenburg met een zwangere vrouw (echtgenote). Wij vertoefden in een woning er vlakbij en wisten aan deze moordpartij te ontkomen en werden later door de “Gadja Merah”, K.N.I.L.-soldaten gevonden en naar Banjoewangi gebracht.”

Bron: Proces-verbaal. Naar waarheid vertelt, opgeschreven, ons voorgelezen en door ons onder eede verklaart de waarheid te zijn, in tegenwoordigheid van Ds. J. C. Hamel, de opsteller en getuige. Banjoewangi, 9 september 1947. W.g. M. L. Meijer.

Archief van Tranen

Over de bersiap-periode heeft Pia Media een documentair tweeluik gemaakt, die hier te beklijken is:

Meer informatie over Archief van Tranen en de bersiap slachtoffers is hier >> te vinden


Interview met Marinus Meijer (geboren 1924)

door Pia van der Molen

Marinus Meijer woont in een hoge galerijflat. Als ik op de 3e etage aankom, staat hij al te wachten. “Ik zag u al aankomen. In die auto “, wijzend naar mijn Fiat 500. Ik ruik dat er Indisch gefrituuurd is. Binnen is er koffie en thee en schalen met loempia’s, gebakken banaan en rempeh. Mevrouw pakt mijn hand en laat mij het hele appartement zien dat zojuist gerenoveerd is. Ze is overduidelijk erg blij met het resultaat. Aan de heer Meijer is niet te zien dat hij al 87 jaar is. Een vriendelijke man. Heeft een sterk Maleis accent, waardoor hij soms moeilijk te verstaan is. Heeft het moeilijk met het vertellen van details van de gebeurtenissen. Meneer heeft voor een WUBO-uitkering in 1999 zijn verhaal op papier gezet. Dat is duidelijk en goed geschreven. Vertelt aan het einde van het gesprek dat hij de vermoorde familie Van der Linden heeft gekend.

Jeugd

“We zijn allemaal geboren in Banjoewangi. Ik heb een Indische moeder en een Indische vader. In 1935 heeft mijn vader ons gestuurd naar Buitenzorg om dat daar betere school is. Protestants Kinderhuis West-Java, de PKW. Zevenhalf jaar geweest, ja. Tot 1942, moesten wij terug naar onze ouders. Dat was toen op de onderneming. Een koffieplantage.Toen met die oorlog, met die woelige tijden is mijn vader opgeroepen en als landstormer...”

Japanse bezetting

“Ik was net 18 toen de Japanners kwamen. Wij moesten ons eigen huis zoeken. Diep in de dessa. Ja. Ze laten ons aan ons lot over. Samen met mijn moeder en mijn broertjes en zusjes. Mijn vader is opgepakt en geïnterneerd. In Japan. Het eiland Kyushu.”

Na de capitulatie: Bersiap

Het gezin Meijer is na de Japanse capitulatie weer herenigd. Ze verblijven in Soerabaja. En toen kregen ook zij te maken met Indonesische opstand/vrijheidsstrijd. De familie Meijer komt terecht in een Republikeins kamp: Litjen, een kamp voor Indische Nederlanders. De heer Meijer:
“Wij hadden te maken met de Masjoemi, radicale islamieten. Haatdragende Indonesiërs, die de Europeanen haatten. …. Ja het land uitgebuit en de bevolking onderdrukt. Drie eeuwen lang. Toen begon de haat, he. Ja, toen begonnen ze met moorden. Ze wilden ons eerder vermoorden maar ze werden tegengehouden door de militairen. Door Indonesische militairen”.

Moorden op 17 personen

“We zaten in een leeg huis en daar moesten we blijven. Van de Indonesische militairen. “Daar moeten jullie blijven.” Het was een leeg huis, helemaal van hout gemaakt, geen bed. Niks.
Op 22 juli 1947, toen kwamen die lui, die Masjoemi. Ze kwamen daar in de buurt waar wij woonden. En begonnen met stenen te gooien. Ja. Het was net een week voor mijn 23ste verjaardag. En toen drongen ze naar binnen, het huis in. Met klewangs en zo. Heb ik zelf gezien. Voor mij. Vlak voor mij. En moest door die bloedplassen lopen. Ja...
Dit zijn de personen die vermoord zijn. 17 personen”. (Laat een papier zien waarop de namen van de mensen die vermoord zijn op de onderneming van Ottolander, en die namen kloppen met de verklaringen, PvdM).

Moordwapens

“Ze zijn vermoord met zelf gemaakte wapens, klewangs. Ja. En met bamboespietsen. Ja. Roentjings. En Ottolander was het eerste slachtoffer. Op hem hebben ze ‘t gemunt. Nummer 1. Hij was jarenlang al gehaat. Hij is eigenlijk een Indonesiër. Hij heeft ook in Nederland gestudeerd. Later heeft hij een koffieplantage ….. En hij is later rijk geworden...
...Met een (De hr. Meijer slaat dicht, PvdM)...met een klewang. En bamboespietsen. Ja… ja. Ohhhhh. … Ik wist niet meer … ik zag niks meer, ik zag allemaal sterretjes voor me. Ja. Ik heb nog nooit zo iets gezien. Vreselijk. Ja. En later heb ik last van m’n hart gekregen”.

Overleefd

De heer Meijer en zijn broers Rudy en Benny hebben de moordpartij overleefd. Hoe kwam dat?
“Dat komt door die militair. Hij hoorde het gegil en door het gegil is hij binnengekomen. Het was een Indonesische militair. Ja. Hij kwam op het gegil af, wilde graag weten wat er gebeurd is en, en hij zag dat. En toen is het opgehouden met moorden. En toen heeft hij ons zelf meegenomen naar een andere plek. Gelukkig dat hij het gezien heb, ja, dat is een goeie militair. We waren gered. Op tijd gered. Waar de nood het hoogst is, is de redding nabij. Ja. (De Hr. Meijer lacht nu, PvdM). Ja. Ja….”

Ooggetuigeverslag moorden

De heer Meijer heeft in 1999, 52 jaar later, in zijn eigen woorden opgeschreven wat er met hem en zijn familie tijdens de Japanse bezetting en later in de Bersiapperiode met hen gebeurd is. Zodat het nooit vergeten zal worden. Hij heeft dit oogetuigeverslag bewaard en begint een passage voor te lezen over de moordpartij op 22 juli 1947:
“Toen kregen wij een huis toegewezen in Tamansari. De eigenaar was de heer W. Ottolander, die een koffieplantage had, en die al jaren door de dorpsbewoners gehaat werd.Het was een leeg huis dat van hout gebouwd is en op betonpalen stond. Hier bleven we samen met nog twee andere gezinnen (familie Leidelmeijer en familie De Lang). En op tikars (stromatten) sliepen wij op planken. Al gauw kregen wij te maken met vijandige dorpsbewoners. Bittere dagen en weken gingen voorbij, totdat op een dag- het was een week voor mijn 23e verjaardag- de politionele actie begon. W ij hoorden vanuit de kust het kanon-gebulder en mitralliervuur”. (Meneer bedoeld de landing van de Mariniers juli 1947-PvdM)

Storm van woede

“Er brak plotseling een storm van woede los onder de dorpsbewoners, die de straten opliepen en schreeuwden: ”Boenoeh Belanda semoea”: "Vermoord alle Nederlanders" .Zij verzetten zich hevig tegen de terugkeer van de Nederlanders in het land.
Op 22 juli 1947’s morgens om 11 uur werd het huis waarin wij zaten met stenen bekogeld en bestormd door woedende dorpsbewoners met klewangs en bamboe-spietsen, en begonnen toen genadeloos te doden.”
(..) “Op een gegeven moment kwam er toevallig een Indonesische militair langs en kwam op het geschreeuw het huis binnen en belette het verder moorden. Wij waren dus op het nippertje gered. Daarna bracht hij ons naar een veiliger plaats”
(..) ”Pas later werd ons bekend gemaakt, dat er 17 slachtoffers waren, die ze in lege oliedrums hadden gestopt”.

Nachtmerries

De gebeurtenissen in Tamansari hebben diepe sporen nagelaten bij de heer Meijer. Tot op de dag van vandaag:
“Ik heb nog steeds nachtmerries he…ja, over het verleden. Oorlogsverleden. Ik heb alles gezien. Alles gezien. Dat droom ik weer”.
Zijn vrouw die bij het gesprek aanwezig is, vult aan:
“Soms midden in nacht schreeuwen. Hard schreeuwen. Schrikken”.
De heer Meijer: “Ik ben onder doktersbehandeling. Voor mijn hart. Bij de nachtmerries, dan gaat ie tekeer he. Het klopt snel en staat stil, snel en staat stil. Schrikken…van die beelden. Die ik dan zie. Hoe ze vermoord werden. Het is steeds gebleven”.

Terug naar het overzicht