René Persijn
Het oorlogsverhaal van René Persijn: weinig Indische Nederlanders (Indo's) vertellen gemakkelijk over de tijd die ze hebben meegemaakt in hun geboorteland Nederlands-Indië tijdens de geweldadige bersiap-periode (bersiap= weest paraat), die duurde van half 1945 tot 1947. Hieronder de hoofdlijnen van zijn verhaal.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog woonde René Persijn, zijn moeder en broer bij hun opa in Cheribon. Zijn vader zat in een kamp in Japan. René schreef zijn eigen verhaal over de oorlog en de bersiap-periode daarna. Dit is zijn verhaal:
René : "Na de capitulatie van Japan (15 augustus 1945) ontstond in het toenmalige Nederlands-Indië (nu Indonesië) een gezagsvacuüm. Bij de overgave van Japan aan de geallieerden waren en (nog) geen geallieerde of Nederlandse troepen in het land aanwezig. Wel waren er de Japanse bezetters en dus kregen die van de geallieerden specifieke orders om de status quo te handhaven tot de komst van de geallieerde troepen".
Revolutie
"Soekarno, Hatta (foto rechts) en de oudere Indonesische leiders waren terughoudend om op te treden en wilden geen conflict met de Japanners uitlokken. Terwijl deze groep leiders zich toen nog wat gedeisd hielden, geloofden republikeinse jongeren (de Pemoeda's, van pemoeda = jeugd), dat ze de plicht hadden op te roepen tot revolutie. Soekarno werd door pemoeda's ontvoerd en in zijn huis op Pegangsaan Oost met succes onder pressie gezet om, twee dagen na de Japanse capitulatie, op 17 augustus de Repoeblik Indonesia uit te roepen".
Indonesisch leger
"Met politieke druk hadden Soekarno, Hatta en anderen de Japanse macht zover gekregen dat er een Indonesisch leger werd opgericht (de Peta = Pembela Tanah Air) dat geen vuurwapens kreeg maar wel door Japanse instructeurs werd getraind. Daarnaast was er, min of meer naar communistisch voorbeeld georganiseerd in een cellenstructuur, een volksstrijdmacht opgezet, de zogenaamde "Banteng-groepen" (Banteng= rund)".
Bamboe-roentjing
"De bewapening was sober, ze bestond uit een kapmes ( een klewang, een dagelijks gereedschap, per etnische groep wisselend van vorm en grootte, in vrijwel de hele archipel) en de bamboe-roentjing (roentjing / roentjing = spits/puntig) een in een punt geslepen bamboestok van omstreeks 2 meter lang. Het argument naar de Japanse bezetter toe voor het oprichten van deze militaire en paramilitaire groepen was: de Japanse troepen steun te verlenen bij een eventuele geallieerde invasie. Het ligt voor de hand dat in deze paramilitaire milities ook zeer veel gewelddadige, roofzuchtige elementen zaten. Deze hielden vaak een klopjacht op buitenlanders, in het bijzonder op Chinezen (veelal handelaars) en Nederlanders, die zij beschouwden als vertegenwoordigers van het voor hen definitief voorbij koloniale bewind. En in het bijzonder de Indo's met hun (vaak) donkere huid moesten het ontgelden, omdat zij (geboren en getogen in het land, maar met een Nederlandse nationaliteit) als 'verraders' van het Indonesische volk werden beschouwd".
"Naargelang steeds duidelijker werd dat de Nederlandse autoriteiten bezig waren hun terugkeer naar Indië voor te bereiden, roerden de nationalistische krachten zich steeds meer. Soekarno en de andere nationalistische leiders slaagden er niet in hun jonge heethoofdige aanhangers volledig in de hand te houden", aldus René.
Cheribon
René :"Wij, mijn moeder, broer en ik woonden tijdens de oorlog (mijn vader was toen krijgsgevangene in Japan) bij opa en oma in Cheribon. Mijn opa overleed op 30 september1942 en mijn Madoerese oma bleef alleen met ons over in dat grote huis op Tengah Tani (= tussen de boeren) in het gehucht Dawoean bij Cheribon".
"In het Cheribonse gebied op West-Java, vooral in Madjalengka, werden veel (Indische) Nederlanders gruwelijk vermoord, zelfs onthoofd. Mede onder internationale druk werden dan ook tienduizenden (Indische) Nederlanders door de Republiek Indonesië (opnieuw) geïnterneerd, veelal in kampen in het binnenland van Java.."
Boei Lama gevangenis
"Op een dag (18 oktober1945) werden mijn moeder, broer en ik opgehaald door een Japanse soldaat op een motor met zijspan en vervoerd naar een oude gevangenis "Boei Lama" ( letterlijk: oude gevangenis) in het centrum van Cheribon, vlak bij de haven, om daar te worden geïnterneerd (foto rechts). Mijn oma was Indonesische en mocht dus in haar huis blijven. Gelukkig woonde ook haar neef Meto toen in dat huis, want anders was ze heel alleen....en als vrouw, die met een Belanda (Nederlander) was getrouwd, bleef ze toch kwetsbaar....
De bewakers van het kamp "Boei Lama" bestonden uit getraumatiseerde Japanse soldaten (zij hadden immers verloren) en fanatiek nationalistische Indonesisch soldaten en nog fanatiekere pemoeda's. De daar geïnterneerde (Indische) Nederlanders konden dus kiezen om te worden gebeten door de 'kat' of door de 'hond'...."
Verschrikkelijke omstandigheden
"De omstandigheden in Boei Lama waren verschrikkelijk. Gebrek aan water, medicijnen, sanitaire voorzieningen en minder dan 800 gram rijst per dag met een waterig groentesausje, getrokken uit gèndjèr, een soort waterplant. Dit minimale eten, zonder enige voedingswaarde, zorgde bij velen voor een ernstige "beriberi". Het woord betekent 'ernstige zwakte' en is het gevolg van vitamine B1 tekort. De gendjer werd geplukt uit en langs de sloten die aan de buitenzijde van de gevangenismuren liepen of aan de randen van het afvoerkanaal van de toiletten".
Overplaatsing naar ander kamp
"Toen deze 'oude gevangenis' steeds voller werd, werden 650 personen (waaronder ook mijn moeder, broer en ik) overgeplaatst naar een ander kamp, een voormalige hotel, namelijk Hotel Cheribon, Tjangkolweg 14 te Cheribon. Hier kregen we evenveel (of liever gezegd: even weinig!) rijst, maar gelukkig wat meer groenten. Er was hier zelfs een polikliniekje (!) waar zuster Devos zat. Wat ze daar deed is me (nog steeds) een raadsel, want er waren geen geneesmiddelen en geen verbandmiddelen..... Velen sliepen hier op de grond, omdat van het oude hotel nog maar enkele bedden over waren...", aldus René.
Naar Batavia
René: "Op 26 april 1946 werden wij (mijn moeder, broer en ik) sterk vermagerd in een geblindeerde trein gestopt en naar Batavia vervoerd, onder begeleiding van leden van de RAPWI (Recovery of Allied Prisoners of War and Internee) en Indonesische soldaten.
We kwamen aan op het station Manggarai. De treinreis had vele uren geduurd en wij waren doodop, maar hier werden we verenigd met onze vader, die inmiddels uit Japan, waar hij gedurende de oorlog krijgsgevangen zat, naar Batavia was vervoerd. Vier mensen vielen elkaar hier na ruim VIER jaar in de armen......nou ja, ...armen... het waren meer botten met wat droog, ruimzittend vel daarover....."