Albert Klok
Albert Klok uit Nieuwe Pekela was 4 jaar toen Duitse militairen in de meidagen van 1940 het dorp bezetten. Albert is inmiddels 87 jaar. Hij stelde zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog op schrift om ze te delen met de Stichting Oorlogsverhalen. Hieronder een samenvatting.
De Duitse inval
Albert vertelt: “Ik was ongeveer 4 jaar oud en zat met mijn houten speelblokjes te spelen aan de brede vensterbank voor het raam in de voorkamer. Mijn ouders waren zichtbaar wat onrustig en na enige tijd zag ik enkele Duitse tanks uit de richting van Alteveer door onze straat komen. De voertuigen waren, volgens mijn vader, zeer gevaarlijk en bulderden met hun zware kettingbanden in steeds langere rijen door de straat, een zeer indrukwekkend schouwspel. Ik moest mij een beetje verborgen houden en mocht niet rechtopstaand voor het raam naar buiten kijken want dat zou gevaarlijk kunnen zijn. De 2e wereldoorlog was begonnen ook in ons dorp Nieuwe Pekela in het noorden van Nederland”.
Geheimen
Albert vervolgt: “Thuis werd mij geleerd dat de Duitse soldaten onze vijanden waren en we hiermee zeer voorzichtig moesten zijn. Je mocht het niet hardop zeggen, en zelfs tegenover je eigen vriendjes was het beter er over te zwijgen. Ook wat ik thuis hoorde, was geheim. Dat ik bepaalde dingen niet verder mocht vertellen, was voor mij heel spannend.
Toch was de spanning heel dragelijk en kon ik rustig in de zandbak spelen (foto rechts: Albertje ca.4 jaar in zandbak) omdat ik ervan overtuigd was dat mijn ouders mij altijd zouden beschermen".
Huiszoekingen
"Kleding werd ook schaars. Maar mijn moeder had wat extra kousen weten te krijgen die ze verstopte onderin de piano. Voorkomen moest worden dat deze “gevorderd” zouden worden. Want er waren steeds huiszoekingen in het dorp. En als de Duitsers of NSB-ers iets van waarde vonden, namen ze dat mee voor zichzelf ".
Eigen voedselvoorziening
"In de oorlogstijd werd bij ons thuis een varken aangeschaft met enkele geiten (foto rechts: het ouderlijk huis van Albert in Nieuwe Pekela). Ook werd er een kippenhok gebouwd met een aantal kippen. We hadden zelfs een paar konijnen achter in de schuur. Het varken was bestemd voor vleesproductie en kreeg al het voedsel dat thuis over bleef . Er werd een soort soep gekookt die aan het varken werd gevoerd. De kippen zorgden voor onze eieren, we hadden er ook hanen bij en ik ben diverse malen getuige geweest hoe er kleine kuikentjes werden geboren. De geiten waren mijn vriendjes om mee te spelen. Ze werden regelmatig gemolken en zo kregen we de verse melk. De konijnen waren mooi om te zien en soms, als mijn vader erbij was, kreeg ik wel eens de mogelijkheid er even mee te knuffelen”.
Veel werk
Albert Klok: “De oorlogsjaren betekenden voor mijn vader veel werk in de tuin met het telen van het fruit, de aardappelen en de groenten. Ik was de enige zoon (foto rechts: het gezin Klok) en aan mij werd gevraagd hem regelmatig daarbij te helpen”, aldus Albert Klok, die vervolgt: “Er was duidelijk sprake van een taakverdeling bij ons thuis. Mijn beide zusters moesten mijn moeder helpen met afwassen en andere huishoudelijke taken. Ook leerde mijn moeder ze koken, naaien en breien. Aan mij werd nooit gevraagd om af te wassen, want dat was ‘geen jongenswerk’. Vaak was er geen elektra maar met zelfgemaakte olielampjes kregen we toch verlichting in onze kamer. Uit gemalen koolzaad maakten we olie om te bakken en te braden”.
Ruilen met sigaren
Albert vertelt verder: “De kachel werd gestookt met hout en turf. Het hout was afkomstig van bevriende relaties, die in ruil daarvoor enkele sigaren ontvingen. Sigaren waren een uitstekend ruilmiddel en de kleine hoeveelheid, die mijn vader nog bezat, werd zorgvuldig opgeborgen. Handmatig maakte mijn vader nog wel wat sigaren van tabak (foto rechts) die verborgen lag onder de vloer van mijn vader’s sigarenfabriek, die achter het huis stond. Er moesten steeds wat planken worden weggehaald om erbij te kunnen. Boven op die planken stond een vogelkooi met misschien wel 30 kanarievogels, een liefhebberij van mijn vader”.
Naar school
Albert Klok vertelt verder:“Ondertussen had ik de schoolgaande leeftijd bereikt en bezocht de Groen van Prinsteren school (foto rechts). een christelijke lagere school met aan het hoofd meester Terpstra. Vliegtuigje spelen deden we door met onze armen wijd te lopen over het schoolplein en het geluid van vliegtuigen imiterend. Het liefst met een grote groep want regelmatig zagen we zwermen van vliegtuigen over ons dorp vliegen. Huiszoekingtje spelen was een spel alsof we bij iemand binnen gingen en alles over hoop haalden om zogenaamd geheime dingen te vinden. Dat wat we regelmatig zagen werd voor ons een kinderspel in oorlogstijd”.
Ondergrondse
“Mijn ouders waren goed bevriend met meester Terpstra en zijn echtgenote. De heer Terpstra was behalve hoofd van de lagere school ook actief in de 'ondergrondse'. Vaak werden bij ons thuis plannen besproken van verzet. Een andere vriend van mijn vader, de heer Buiskool, was hierin ook betrokken. Ik heb nooit precies geweten wat welke verzetsactiviteiten ze spraken. Maar later zei mijn vader dat hij zich geen held vond, omdat hij vaak alleen maar op de uitkijk gestaan zou hebben. Na de oorlog is de heer Terpstra voor zijn heldenmoed koninklijk onderscheiden”.
Geen angst
“Angst heb ik niet gekend in de oorlogstijd. Mijn enige zorg was op tijd bij mijn vader te zijn. Want zodra ik bij hem op zijn arm zat, voelde ik mij veilig en kon er niets gebeuren. Hij heeft mij dat geleerd en dat was voor mij een zekerheid waarop ik volkomen kon vertrouwen".
"We hadden een fietshok dat zich bevond tussen ons huis en de sigarenfabriek. Met strobalen werden de zijwanden bedekt en aan de bovenkant waren extra dikke balken aangebracht om een stevige schuilkelder te krijgen. De strobalen zouden bestand zijn tegen kogelvuur en zodra er een luchtalarm kwam moesten we met elkaar naar die schuilkelder. De ruimte van onze schuilkelder was klein en donker en zeker niet gezellig maar vaak was ons verblijf daar maar kort”.
NSB burgemeester
Albert Klok vervolgt: “We hadden in ons dorp een NSB burgemeester. Enkele inwoners van ons dorp hebben als wraak deze burgemeester een keer in het Pekelder Diep (foto rechts) gegooid, een riviertje dat door Pekela liep. Heel veel mensen waren daarvan getuige. Voor die burgemeester was het een enorme belediging. Hierna liet hij overal zoeken naar de daders. Maar iedereen hield zijn mond: er was een hechte band tegen de onderdrukkers”.
Kraaienkast
“We hadden in huis een kraaienkast. Pas na de oorlog werd mij duidelijk dat deze kast een dubbele wand had, waarachter mijn vader zich in de oorlog kon verbergen, als de Duitsers hem wilden oppakken. Maar er werd altijd wel iets verzonnen om dit te voorkomen.”
Evacué in huis
“In het Westen van Nederland was er in de laatste oorlogsjaren veel honger en armoede. Mijn ouders hebben toen een leeftijdgenoot van mij, die als evacué uit Amsterdam kwam, in huis genomen. Hij heette Karel Loos. Ik heb veel met Karel gespeeld en samen hebben we de bevrijding door Poolse soldaten meegemaakt.
Ik vraag mij af of Karel Loos nog leeft. Wat ik weet, is dat hij in 1936 is geboren en dat hij eerst woonde op de Marnixstraat 120 in Amsterdam en dat ze later zijn verhuisd naar de Ortelliusstraat.
Het zou geweldig zijn als we bijna tachtig jaar na de oorlog nog een keer samen herinneringen zouden kunnen ophalen”, aldus Albert.
Het hele verhaal
Het hele verhaal van Albert Klok is te lezen door op de oranje button hieronder te klikken
OPROEP
Kent u Karel Loos, of familieleden van hem? Meldt u zich dan alstublieft op info@oorlogsverhalen.com. Dan kunnen wij dit doorgeven aan zijn jeugdvriend Albert Klok uit Nieuwe Pekela