Direct contact? Mail ons: info@oorlogsverhalen.com

Home > Namen > Alex Cornelis Idsinga

Alex Cornelis Idsinga

Het oorlogsverhaal van de 90-jarige Alex Cornelis Idsinga die in 1939 op 5-jarige leeftijd met zijn moeder en broertje naar toenmalig Nederlands-Indië vertrok, waar zijn vader al een jaar ziekenverpleger bij de Marine Luchtvaart Dienst was (MLD) in Soerabaja.


Onbezorgde jeugd

Op de foto boven zien we -voor het vooroorlogse huis van het gezin Edisinga in Soerabaja- van links naar rechts: de jongos (tuinman van de familie) de baboe (kokkin en kindermeisje), jongste zoon Leen, moeder Idsinga, oudste zoon Alex, en vader Idsinga.
Alex en zijn jongere broertje Leen hadden een onbezorgde jeugd in Soerabaja, waar de thuisbasis lag van de Koninklijke Marine in voormalig Nederlands-Indië. Ze woonden op de Bourbonstraat in de wijk Sawahan bij Perak.

Japanse aanval

In februari 1942 viel Japan Nederlands-Indië aan, waar Alex Japanse bombardementen op Soerabaja meemaakte.
Op dat moment was zijn vader van de MLD overgeplaatst naar de in 1925 gebouwde kruiser Hr. Ms. Java (foto rechts), die werd ingezet bij de verdediging van Nederlands-Indië. Alex vertelt:Vlak voordat de Nederlands-Indische oorlogsvloot uitvoer voor de later fatale Slag in de Javazee, liep mijn vader bij het brengen van extra voorraden aan boord van de Java een liesbreuk op. De dokter wilde geen ‘gewonde’ ziekenverpleger aan boord hebben en stuurde hem naar het hospitaal aan wal voor een operatie. Na 14 dagen werd mijn vader genezen verklaard”.
“Inmiddels was op 27 februari 1942 de Nederlandse vloot ten onder gegaan bij de Slag in de Javazee in de strijd tegen de jappen. Door zijn ziekenhuis opname was mijn vader de dans ontsprongen”
, aldus Alex.


Slag in de Javazee

Nederland verloor bij de Slag in de Javazee de kruisers Hr. Ms. De Ruyter en Hr. Ms. Java en de torpedobootjager Hr. Ms. Kortenaer. Meer dan 900 opvarenden, onder wie schout-bij-nacht Karel Doorman, vonden de dood. De totale slag kostte 2300 marinemannen het leven. (Bron: Wikipedia)


Onderdak in Soerabaja en Tretes
Zoals veel marinemensen probeerde ook de vader van Alex aan de Japanse bezetting en krijgsgevangenschap te ontkomen en naar Australië te vluchten. Maar dit mislukte. Hij kon vanwege de aanhoudende bombardementen niet uit de haven van Soerabaja wegkomen. Hij vond met zijn gezin onderdak in het huis van de marine tandarts.
Toen dit huis werd gevorderd door de Japanners vonden ze onderdak in Tretes, een dorp in de bergen boven Malang waar Nederlanders voor de oorlog de koelte zochten (foto rechts), en waar de marine tandarts ook nog een huis had, waarin ze konden wonen. Alex Idsinga: “Omdat mijn vader geen inkomen meer had, is hij in dit huis begonnen met het herstellen van schoenen, wat hij in zijn jeugd van zijn vader had geleerd. Al gauw hadden we een kleine schoenmakerij aan huis, weliswaar zonder machines”.

Naar Malang

Eind 1942 werd het gezin Idsinga door de Japanse bezetter gedwongen om naar Malang te gaan, waar ze terechtkwamen in het interneringskamp De Wijk voor Nederlanders en Indische-Nederlanders. Het Wijkkamp in Malang (zie kaartje rechts) was van november 1942 tot april 1944 in gebruik als interneringskamp voor mannen, vrouwen en kinderen. De huizen van deze wijk in Malang waren afgesloten van de buitenwereld door een prikkeldraad omheining en vormden zo een kamp. De gevangenen werden met meerdere gezinnen per woning ondergebracht in het kamp. Het was al gauw overvol.
Alex’s vader werd niet naar een mannenkamp deporteerd en bleef dus in De Wijk. Waarschijnlijk omdat hij schoenmaker was, maar vooral ook omdat hij marine-ziekenverpleger was, kon hij zich nuttig maken maken in het kamp. Zo assisteerde hij onder andere bij het in bedwang houden en afvoeren van een psychiatrische patiënt. Deze is in een ambulance onder bewaking van Japanse militairen naar een “gekkenhuis” buiten Malang gebracht, dat verbonden was aan een klooster. De Japanners waren Alex’s vader hier zeer dankbaar voor. Alex heeft hiervoor wel een verklaring:
Op de terugweg moest mijn vader bij de Kampcommandant Kato, in de auto komen zitten. Iemand, die zo met gekken om kon gaan, dat was toch wel wat. De jappen waren nl. heel erg bang voor gekke mensen, daar huisden boze geesten in en wat al niet meer. De commandant vroeg hoe dat toch kon. Mijn vader vertelde hem toen, dat hij Marine ziekenverpleger was en dat hij geleerd had hoe je met “gekken” om moest gaan. Mijn vader werd daarna met rust gelaten door de Japanners. Hij kreeg een voorkeursbehandeling. Ook toen er niemand meer de wijk uit mocht, kreeg mijn vader nog toestemming om in de stad zijn inkopen te doen voor de schoenmakerij”.

 Naar andere kampen

  • Eind 1943 werd de familie Idsinga per trein en te voet gedeporteerd naar het Boemikamp in Soerakarta. Naast het ziekenhuis Ziekenzorg, dat ook een kamp was, lag het Boemikamp, dat was ondergebracht in een kazerne (zie de kaart rechts). Beide kampen samen werden ook wel aangeduid als het kamp Solo. Het Boemikamp bestond voornamelijk uit vrouwen kinderen, maar er zaten ook enkele mannen, waaronder nu ook de vader van Alex. Zo bleef het gezin ook hier bij elkaar. Maar de levensomstandigheden verslechterden met het verstrijken van de tijd. Vooral het voedselgebrek en de slechte gezondheid van de mensen begonnen hun tol te eisen.
  • In januari 1945 werden alle nog aanwezige mannen in het Boemikamp verplaatst naar het mannenkamp Ambarawa 7 (zie afbeelding rechts) bij Semarang. Ook Alex’s vader werd afgevoerd.
    Alex moeder, zijn broertje Leen en Alex zelf bleven achter in het Boemikamp in Soerakarta.
  • Moeder, Alex en zijn broertje Leen worden in juni 1945 overgeplaatst naar het concentratie- kamp Halmaheira in Semarang. 
    Kamp Halmaheira bestond uit ongeveer 100 huisjes aan de straat Halmaheira in het oosten van Semarang, die met prikkeldraad en kedek (bamboemattten) waren afgesloten van de buitenwereld.
    De omstandigheden in dit kamp van kleine huisjes (foto rechts) waren slecht. In elk huisje woonden een groot aantal gezinnen met vrouwen en kinderen, die opgepropt zaten in de kamertjes. Er was steeds minder te eten en er werd ook zwaar gestraft. Alex was daarvan ooggetuige: Op een dag kwam een stel jonge vrouwen en meisjes het kamp binnen. Zij hadden het kamp Solo moeten schoon maken. Ze werden allemaal gefouilleerd. Toen de jap geld bij ze vond, moesten zij zich allemaal uitkleden en werden ze vervolgens onderzocht of zij in hun lichaam geld of sieraden hadden verstopt. Was dat het geval, dan werden zij als straf poedelnaakt, vastgebonden aan een paal 24 uur tentoongesteld bij de poort van het kamp”.

Japanse capitulatie

Vlak na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 konden vader, moeder en hun twee zonen zich herenigen. Ze hadden het overleefd, maar Alex’s broertje was ernstig ziek door ondervoeding. Alex vertelt: “In ons kamp teruggekomen, begon mijn vader direct voor mijn broertje te zorgen. Hij zag als verpleegkundige direct dat hij zwaar ondervoed was en in het begin te veel voeding had gekregen. Ze hebben hem voorzichtig -te beginnen met rijstwater- weer op de been geholpen, maar dat heeft wel enkele weken geduurd. Wij zijn uiteindelijk met zijn allen naar Ambarawa gegaan, waar wij tot eind december 1945 zijn gebleven”.

Nieuwe oorlogssituatie

Maar voor het gezin Edsinga was de oorlog niet voorbij. Ze kwamen, zoals vele overlevenden van de Japanse concentratiekampen, terecht in een nieuwe oorlogssituatie: de bersiap. Alex vertelt:
Het was te gevaarlijk om in Ambarawa te blijven. We werden aan alle kanten aangevallen door de plaatselijke bevolking. Als we buiten kwamen werden we regelmatig beschoten vanuit de kruinen van de palmbomen, die naast het kamp stonden. Gelukkig konden ze niet goed mikken: de kogels sloegen voor onze voeten in de grond...
We werden verdedigd door Gurka’s, geduchte vechters van de het Engelse leger en dat was maar goed ook, anders waren we er niet levend vanaf gekomen. Het was het begin van de ‘bersiap’, de opstand van de Javanen tegen het Nederlands gezag in Indië”.

(Foto rechts: Britse Ghurka soldaten bij zuiveringsactie tijdens de Bersiap - Bron NIMH).


De bersiap

De bersiap is de gewelddadige periode in het voormalige Nederlands-Indië aan het begin van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd, direct na het einde van de Japanse bezetting. De Bersiap-periode kenmerkte zich door het dodelijk geweld tegen Indische Nederlanders, zowel Europeanen als Indo's (gemengd Europees-Indonesisch), maar ook tegen Chinezen, Molukkers en andere Indonesiërs die verdacht werden van collaboratie met het koloniale bestuur van Nederlands-Indië. Gedurende deze periode zijn duizenden burgers slachtoffer geworden van vaak dodelijke wreedheden. Het aantal is onduidelijk, schattingen variëren van duizenden tot tienduizenden doden. De aanvallen waren het hevigst tussen ongeveer oktober 1945 en begin 1946. Volgens historicus Willem H. Fredrick duurde de Bersiap van augustus 1945 tot november 1947. (Bron: Wikipedia


Naar Nederland

Op 25 juni 1946 vertrok het gezin Idsinga aan boord van de Johan de Wit, een troepentransport schip, naar Nederland waar ze op 23 februari 1946 aankwamen in IJmuiden.
Alex (op de foto rechts: Alex in 2024) kan het zich nog goed herinneren: “Het was midden in de winter. Bij de sluis werden we door een groot aantal familieleden begroet. Daarbij ook mijn grootvader en zijn familie. We werden In Amsterdam ontscheept en daarna naar het opvangkamp voor Marinemensen in Doorn overgebracht. Met een bus zonder ramen en verwarming, werden we midden in de nacht naar Den Helder gebracht, waar we in vroege ochtend bij een oom en tante in de Herzogstraat aankwamen.
En zo begon ons leven weer een gewoon leven te worden. Niet lang daarna kregen we een huisje aangewezen in de Piet Heinstraat in Den Helder. Hetzelfde huisje, waarin nu mijn kleinzoon Pascal woont”
, aldus de nu bijna 90-jarige Alex Idsinga.

Het hele verhaal

Het uitgebreide verhaal van Alex Idsinga met nog meer herinneringen en details is te lezen door op de oranje button hiernaast te klikken.

Terug naar het overzicht