Clazina Koopmans-Witt
Het oorlogsverhaal van Clasina Koopmans-Witt, die 5 jaar was toen in Nederland de Tweede Wereldoorlog uitbrak en de Duitse troepen ons land bezetten.
Clazina Elisabeth Witt, roepnaam Clazien, (foto rechts) is op 27 juni 1934 geboren in Den Haag. Ze is het tweede kind en de enige dochter in het gezin van vijf kinderen. Het gezin woont aan de Heliotroopstraat 42, een rustige straat. Het huis staat in een nieuwe wijk, waar veel ruimte is om te spelen. Twee straten verderop, aan de Duinlaan, is een kazerne. Vaak lopen de militairen met muziek voorop door de straat vlakbij waar Clazien woont. Ze vertelt 82 jaar later haar verhaal.
Droom
De nacht voordat Clazien hoort dat er oorlog is, droomt ze. In haar droom ziet ze een wagen getrokken door paarden. Op de wagen zit een orkest met o.a. een grote trom en bekkens. In de ochtend staat haar vader aan haar bed. Hij vertelt dat het oorlog is. Die dag hoeft ze niet naar de kleuterschool. Er komen erg veel Nederlandse militairen voorbij. De vrouwen uit de straat komen naar buiten en voorzien de militairen van koffie en koek. Ze maken een praatje met de militairen. De broer van Clazien's moeder is ook militair.
Duitsers
Een paar dagen later lopen er weer militairen door de straat. Deze keer zijn het Duitsers. Nu blijven de deuren in de straat potdicht. Clazien en haar oudere broer gaan een groot deel van de oorlog gewoon naar school. Omdat het gezin dichtbij Kijkduin woont, horen ze het afweergeschut, dat daar door de Duitsers is opgesteld.
’s Nachts hoor je de vliegtuigen, die richting Engeland gaan. En later ook de V.1-raketten en de V.2’s. Clazien wordt vaak wakker van het luchtalarm. Toch is er ook nog tijd om te spelen. Op de stelten, die opa heeft gemaakt, en tollen en knikkeren op het schoolplein. Wel moeten de kinderen direct na schooltijd naar huis.
Gedwongen te verhuizen
In 1942 wordt haar jongste broertje geboren. Vlak daarna krijgen ze tot hun schrik te horen, dat ze moeten verhuizen. omdat dit deel van de stad ook onderdeel wordt van de Duitse kustverdediging: de Atlantikwall. Dwars door woonwijken wordt een brede tankgracht gegraven en in de duinen worden bunkers gebouwd. Huizen worden afgebroken en hele straten verdwijnen van de kaart. Andere worden ontruimd en tot verboden gebied verklaard. Duizenden mensen worden zo door de Duitsers gedwongen hun huizen te verlaten.
Kustverdedigingslinie
Op de kaart is de Duitse-kustverdedigingslinie met een zwarte stippellijn aangegeven. Daar zijn alle huizen afgebroken.
Somber huis
De ouders van Clazien komen terecht in een benedenwoning in de Copernicusstraat in de oude binnenstad van Den Haag. Het is een somber huis in een smalle straat. De verhuizing is op 17 november 1942. Het enige voordeel is, dat ze nu dicht bij opa en oma wonen.
Bombardement
Clazien's vader werkt op het Nederlandsch Octrooibureau aan de Laan Copes van Cattenburch. Op 11 april 1944 maakt hij daar een bombardement mee. Het Octrooibureau ligt vlak bij de voormalige Alexanderkazerne en een distributiekantoor, die het doelwit van het bombardement zijn. Maar per ongeluk vallen de bommen op het Octrooibureau (foto rechts Octrooibureau na bombardent). Hij overeleeft het, maar Clazien heeft haar vader nog nooit zo verslagen gezien als toen hij die dag thuiskwam: zonder fiets, zonder colbert, het haar in de war en hij rook naar brand. Een secretaresse van het kantoor is van angst uit het raam gesprongen.
Hongerwinter
En dan komt de Hongerwinter, eind 1944. Er is steeds minder en steeds slechter eten. Kleding en brandstof worden schaars. Het is een strenge winter en door gebrek aan brandstof (het gas is afgesloten) is het ook binnen koud. Zelfs in bed. Er ligt ijs op de dekens. Clazien en haar broer gebruiken de kinderwagen om hout te sprokkelen voor het noodkacheltje. Boomtakken worden afgezaagd en op de kinderwagen geladen.
Gaarkeuken
Eten is alleen nog te krijgen met bonnen. Het wordt door Clazien en haar broer gehaald bij de gaarkeuken (foto rechts: een van de Haagse gaarkeukens). Ze krijgen een paar scheppen voedsel voor het gezin. Het eten is niet lekker. Het jongste broertje van Clazien lust het niet. Moeder geeft haar eigen brood aan haar zoontje, zodat hij toch iets te eten krijgt.
Clazien is toe aan nieuwe schoenen, maar die zijn ook op de bon. Samen met haar moeder staat ze daarvoor in de rij. Maar als ze aan de beurt zijn, is de voorraad schoenen op. Ze keren zonder nieuwe schoenen naar huis.
Evacueren
In februari 1945 mogen Clazien en 3 broers naar Groningen als oorlogsevacué. Daar is meer te eten. Ze moeten zich verzamelen in de kerk. Moeder heeft hun brood meegegeven voor onderweg. Maar dan klinkt het luchtalarm. Het transport van de kinderen kan niet doorgaan. Het is te gevaarlijk. Ze moeten in de consistorie blijven. Daar slapen ze ’s nachts onder de tafel. De kinderen eten al het brood op, dat ze van moeder voor onderweg mee hebben gekregen. Ze vertrekken de volgende dag niet, omdat het te gevaarlijk is en moeten weer naar huis. Moeder is ten einde raad. Er is bijna geen brood meer, maar ze moet wel weer zeven monden vullen.
Steenkolen vrachtwagen
Korte tijd later kunnen ze toch naar Groningen. In een vrachtauto, die normaal voor steenkolenvervoer wordt gebruikt (foto rechts voorbeeld van vrachtwagen in de oorlog). De kinderen zitten in de laadbak. Een open bak met een zeil erover. Het is er donker en benauwd. Ze hebben wel een zaklamp mee. Clazien ontdekt, dat er een reserveband rechtop in de laadbak staat. Met haar hoofd gaat ze in de band liggen, zodat ze wat beter kan ademen. Er gaan twee volwassenen mee. Er is ook een baby bij. Sommige kinderen zijn wagenziek en moeten overgeven.
Toch is er ook vreugde, als een van de begeleiders zijn zaklamp aandoet en een koffer opent, waarin belegde boterhammen voor de kinderen liggen... Onderweg wordt van tijd tot tijd gestopt, maar de kinderen mogen niet naar buiten. Soms is er luchtalarm.
Groningen
In Groningen worden de kinderen afgeleverd bij de gereformeerde pastorie. De predikant blijkt een leuke jonge man te zijn. Na een praatje, zijn er pannenkoeken voor de kinderen. Maar ze zijn niet meer gewend aan zware kost: veel magen komen in opstand.
Er komen mensen binnen, die zich als pleegouder hebben opgegeven. De namen van de kinderen worden afgelezen, en één voor één gaan ze mee met pleegouders, die ze niet kennen.
Twee van Clazien's broers worden bij de familie Drewel geplaatst. En één in een ander gezin. Clazien is de laatste. Even schiet door haar heen, dat niemand haar wil hebben. Maar op dat moment komt er een kletsnat klein mannetje binnen. Hij heet Zuiderveen en zal de tijdelijke pleegvader van Clazien worden, die ze 'oom' zal noemen, Ze gaat met hem mee achterop de fiets. Na een half uur komen ze bij een boerderij van de Zuiderveens. Het gezin telt twee jonge kinderen: een baby en een jongen van twee jaar. Clazien wordt behandeld alsof ze hun eigen dochter is. Ze heeft het er prima en ze leert veel over het boerenbedrijf.
Naar huis
In juli 1945 gaan de kinderen naar huis. Oom Zuiderveen brengt Clazien met paard en wagen naar Winschoten, waar de kinderen worden verzameld. Daarna gaan ze met auto's naar Lemmer en van daaruit met de boot naar Amsterdam. Daar worden de kinderen ontluisd. Clazien heeft niks, maar een van haar broertjes heeft neten en wordt daartegen behandeld. Zijn hoofd is helemaal wit van het ontsmettingsmiddel en de kinderen lachen hem uit en dat vindt hij niet leuk...
Met leger-jeeps van het Rode Kruis worden ze thuis gebracht. Haar kleine broertje staat voor het raam in de erker te juichen. Clazien herinnert zich, dat voordat ze vertrok naar Groningen zijn gezichtje rond en weldoorvoed was. Bij thuiskomst was zijn gezicht ingevallen en ovaal.
Contact gehouden met Groningse pleegouders
Clazien heeft contact gehouden met haar pleegouders en pleegbroertjes van haar tijd in Groningen. Ze is, en dat gold ook voor haar ouders, altijd dankbaar gebleven voor hun liefdevolle verzorging in oorlogstijd.
Clazien is vlak voor het overlijden van 'oom' nog bij hem geweest. Ze heeft zijn hand vastgehouden en met hem herinneringen opgehaald. Het was, vertelt Clazien, of hij gewacht had op haar komst.
Kort daarna is hij overleden.
Met dank aan de inmiddels opogeheven Stichting Ongeland