Direct contact? Mail ons: info@oorlogsverhalen.com

Home > Namen > Frouke van der Zee-Miedema

Frouke van der Zee-Miedema

Frouke wordt op 4 augustus 1934 geboren in het gezin van Gerrit Miedema (1899) en Pierkje Faber (1903) in Witmarsum (Frl.) Ze is het vierde kind in een gezin van uiteindelijk 6 kinderen. Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt op 10 mei 1940 is Frouke vijf jaar.

Frouke (foto rechts) kan zich nog goed herinneren, dat het mooi weer is op de eerste oorlogsdag: “Wij woonden in de Mauritsbuurt, een smalle straat met aan beide kanten huizen. We mochten die dag met het theeserviesje op straat spelen. In een emmer hadden we water, dat was onze ‘thee’. Het serviesje was van een buurvrouw, we mochten er anders nooit mee spelen, die dag wel. Er zat een hommel in de emmer met water, die had ik niet gezien. Toen ik water wilde pakken werd ik gestoken, dat deed pijn. Iedereen op straat was in afwachting wat er ging gebeuren, maar die dag gebeurde er niets.”

Onderduikers
Tijdens de Duitse bezetting van Nederland voerden de Duitsers, vanaf mei 1943, ook in ons land officieel de Arbeitseinsatz in. Vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de Arbeitseinsatz vooral gebruikt om buitenlandse arbeiders (Fremdarbeiter), afkomstig uit de bezette gebieden in te zetten binnen de Duitse oorlogsindustrie. Alle jongemannen van zeventien tot veertig jaar krijgen een oproep. Op weigeren staan zware gevangenisstraffen en/of verbanning naar concentratiekampen. Jan Tol en een zekere Germ uit Witmarsum krijgen ook een oproep: ze moeten werken in Duitsland. Maar dat willen ze niet. Ze duiken aanvankelijk onder bij een tante van Frouke in Witmarsum, later in het nabijgelegen buurtschap ‘Pankoeken’.  Froukes mem (moeder) kookt het eten voor de onderduikers. Frouke vertelt: “Ik bracht het eten in een emmertje naar de onderduikers, dat liep niet in de gaten. Er was heel weinig controle. Mijn heit (vader) hoefde niet naar Duitsland om er voor de nazi’s te werken, omdat hij boven de 40 jaar was.”

Schaarste

In het begin van de oorlog is er van alles nog voldoende. Later wordt de brandstof schaars. Frouke gaat naar school, maar als er bijna geen brandstof meer is, moeten alle kinderen één turf mee naar school nemen om die op te stoken in de verwarmingsketel.
Frouke vertelt: “Mijn heit had turven uit de polder bij Wons in de Makkumerwaard (zie foto rechts) gegraven. Die turven waren nog nat en zaten vol met vlooien. De turven werden op de zolder te drogen gelegd, en daar sliepen wij. ’s Nachts kon je de vlooien horen springen!" 
Kleding is bijna niet meer te koop. Froukes zus Jantsje spint wol, waarmee ze hemden en onderbroeken breit. “Dat kriebelde heel erg”, vertelt Frouke: “Jurkjes van meisjes in de groei worden verlengd door er een strook aan te naaien”. "Tijdens de oorlog moest al het koper ingeleverd worden bij de Duitsers voor de wapenindustrie. Wat we hadden, werd in de tuin begraven”, aldus Frouke.

Koor in huis

Het koor oefende in de school. Maar daar was het ‘s nachts koud en vochtig en daar kan een orgel niet tegen. Daarom werd het orgel naar ons huis in de in de Mauritsbuurt (foto rechts) gebracht, waar het nog wel warm genoeg was. Mijn heit kon orgel spelen en op zondagavond na spertijd kwamen er wel eens meisjes bij ons zingen, Mijn vader begeleidde ze dan op het orgel”.

Geen honger

Frouke vervolgt: "Wij hebben tijdens de oorlog nooit honger gehad, we aten veel aardappelen en ’s avonds gebakken aardappelen met karnemelk. Melk was er ook genoeg en we maakten zelf boter. We zochten ook tarwe, dat achterbleef op het veld. De graankorrels werden gemalen in de koffiemolen, en met melk erbij maakte mijn mem brij. We hadden geen zeep meer. We wasten ons met VIM (schuurmiddel). Dat was nog te krijgen in de winkel van Wons. Ook de was werd met VIM gedaan.”

Vliegtuigcrash
In de loop van de oorlog vliegen er steeds meer geallieerde bommenwerpers over Friesland op weg naar Duitsland om daar fabrieken, spoorwegen en steden te bombarderen. Dat gebeurt meestal ’s nachts. Frouke kan van het vliegtuiggeronk vaak niet slapen.
In mei 1943 stort wordt er een geallieerde bommenwerper neergeschoten door een Duits jachtvliegtuig. Hij stort neer bij de volkstuin aan de Vliesterweg. “Mijn heit Gerrit gaat er direct heen, maar ik mag niet mee, aldus Frouke. “Mijn heit vertelt mij later, dat het een geallieerd vliegtuig was”. Het neergestorte vliegtuig is een Lancaster ED821 van het 100e RAF Squadron die onderweg was naar Essen. Een Duitse nachtjager van de vliegbasis Leeuwarden schiet de Lancaster op 28 mei 1943 om 1.45 uur neer. Vijf bemanningsleden komen direct om en zijn begraven op de begraafplaats van Witmarsum. Eén vlieger overleeft de crash, maar overlijdt later toch. Hij is begraven op de Noorderbegraafplaats in Leeuwarden. Eén vlieger heeft het overleefd en weet te ontkomen.

Strenge winter

“In de strenge winter van 1944-‘45 woonden we met z’n allen in een van de slaapkamers. Daar stond een blikken kachel met een pijp door het dak en in dat kacheltje werd de turf gestookt. Het hout van illegaal gekapte bomen werd gebruikt voor de kookkachel, waarop mijn mem eten kookte. Elektrisch licht was er ook niet meer. We hadden één lichtje: een schaaltje met onderin water en bovenop olie. Daarin dreef een lont, en eenmaal aangestoken gaf die een klein beetje licht.”

De bevrijding
Witmarsum wordt bevrijd op 16 april 1945 (foto rechts). Frouke: “Ik weet nog goed, dat ik een geel jurkje droeg en houten kleppers aan mijn voeten had. Terwijl we naar de Canadezen wuifden, klonk opeens de bel van de dorpsomroeper. Het hele dorp moest evacueren. De Duitsers zaten nog in het naburige Pingjum en daardoor was het toch niet veilig in Witmarsum. We moesten naar het buurtschap Pankoeken. We hadden een oude bruine kinderwagen, die vol geladen werd met spullen. Zo vertrok ons gezin samen met twee buurmeisjes. Mijn zusje Jantsje kwam wat later. Ze was de psalmboekjes nog gaan ophalen. Die nacht moesten we in het stro slapen.  

Hevige gevechten in Pingjum

"Na hevige strijd in Pingjum tussen Canadese troepen (foto rechts) en zich zwaar verzettende Duitse eenheden, gaven de Duitsers zich over, en konden we weer terug naar Witmarsum”. Frouke vervolgt: “Onze Canadeze bevrijders verbleven in een grote tent bij ons dorp. We kregen eten van ze en ik kreeg ook een stuk lysolzeep. Daarmee waste ik de sprei van mijn poppenwieg, maar die ging helemaal kapot. Ik praatte honderd-uit met de Canadezen en al gauw werd ik ‘de ‘grammofoon’ genoemd”, aldus Frouke.

In Witmarsum wordt de bevrijding in april 1945 gevierd. Maar in het naburige kapotgeschoten Pingjum treurt men om de burgers, die tijdens de heftige gevechten om de Duitsers te verdrijven, toch nog zijn omgekomen. Pas in september 1945 viert men daar de bevrijding...

Met dank aan de inmiddels opgeheven Stichting Oorlogsverhalen

Terug naar het overzicht