Direct contact? Mail ons: info@oorlogsverhalen.com

Home > Namen > Jacobus Uneputty

Jacobus Uneputty

Sam Uneputty stuurde ons het oorlogsverhaal over zijn vader Jacobus Uneputty, die tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië van 1942-1945 in diverse Jappenkampen was opgesloten en in deze gevangenschap toch kans zag verzet te plegen tegen de Japanse bezettingsmacht. Sam schrijft ondermeer:

"Het leven van onze vader, Jacobus Uneputty (foto rechts), is een indrukwekkend verhaal van doorzettingsvermogen, moed en geloof. Hij doorstond de gruwelen van de Japanse bezetting en speelde een actieve rol in het verzet. Op latere leeftijd heeft hij zijn herinneringen opgetekend over zijn tijd in Japanse gevangenkampen op de Tanimbar-eilanden".

Bij de Marine

"Jacobus Uneputty werd geboren op 3 juli 1912 in Oma, een dorp op het eiland Haruku, nabij Ambon.
Op jonge leeftijd zag hij het Nederlandse opleidingsmarineschip Hr. Ms. Mataram (foto rechts) liggen in de haven van Ambon. Men was er bezig met het rekruteren van jonge Molukse mannen voor de Koninklijke Marine.
Omdat zijn vader (onze opa) nooit zou goedkeuren dat Jacobus bij de marine zou gaan, vroeg hij hulp van zijn oudere broer Titji. Zonder medeweten van zijn ouders tekende Titji het formulier waarop de ouders toestemming gaven, dat hun zoon in dienst trad van de Koninklijke Marine in Nederlands-Indië. Zo begon de marineloopbaan van onze vader Jacobus Uneputty met een basistraining op het schip.
In 1928 werd Jacobus toegelaten tot de Kweekschool voor Indische Schepelingen (KIS) in Makassar op het eiland Celebes (foto rechts). Hij deed er praktijkervaring op aan boord van meerdere schepen. Hij onderscheidde zich als een loyale harde werker".

Tweede Wereldoorlog

  • Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Nederland op 10 mei 1940, werd Jacobus Uneputty overgeplaatst naar de kanonneerboot Hr. Ms. Soemba.
  • In juni 1941 werd Jacobus ingedeeld bij een divisie van de vier mijnenvegersklassen (A,B,C,D ) van de Marine in Nederlands-Indië.
  • Op 27 februari 1942 werd de marinehaven van Soerabaja aangevallen door Japanse vliegtuigen. Daarin lagen ook Nederlandse mijnenvegers.

Sam Uneputty: "Meerdere mijnenvegers raakten zwaar beschadigd door de Japanse luchtaanval. Om te voorkomen dat de schepen in handen van de vijand zouden vallen, besloot het marinepersoneel de schepen zelf tot zinken te brengen". (Foto rechts: Vernielde schepen in de haven van Soerabaja na de Japanse aanval in maart 1942)

Japanse gevangenkampen

"Na de Japanse invasie van Nederlands-Indië in 1942 werd mijn vader door de Japanners, zoals alle Nederlandse krijgsgevangenen,  geïnterneerd in Japanse gevangenkampen. Dat gold ook voor andere militairen, zoals Engelsen, Amerikanen, Australiërs,  Ambonezen, Menadonezen, Javanen en Timorezen. Na enige tijd werden de Javaanse gevangenen vrijgelaten, maar de overigen bleven vastzitten en moesten dagelijks zware werkzaamheden verrichten", aldus Sam Uneputty

Naar Tanibar-eilanden

"Mijn vader Jacobus werd met anderen gedetineerden in een kamp op het eiland Rentes (onderdeel van de Tanimbar-eilanden, die ten zuid-oosten van de Molukken liggen-red). Onder barre omstandigheden moesten zij werken aan de aanleg van een vliegveld. Het was extreem zwaar werk. De omstandigheden in het kamp waren onmenselijk. De gevangenen waren ondervoed en leden aan ernstige ziekten. Veel ouderen konden de zware arbeid niet aan en stierven. Sommigen waren zo wanhopig, dat zij zelf hun leven beëindigden door zich op te hangen" , aldus Sam.

Verzetsgroep

"Ondanks de ontberingen lukte het mijn mijn vader om, samen met collega mariniers en KNIL-soldaten,  verzetsdaden in en buiten het kamp te plegen tegen de Japanse overheersers, waarbij zij hun leven riskeerden. Want op verzet stond de doodstraf. Desondanks pleegden zij een aantal verzetsdaden, zoals:

  • Sabotage: het onklaar maken van Japanse wapens en machines om de vijandelijke oorlogsinspanningen te ondermijnen.
  • Voedsel stelen: het stelen van voedselvoorraden uit Japanse depots om medegevangenen en de lokale bevolking te ondersteunen.
  • Mislukte vluchtpoging: ze probeerden in een gestolen Japanse rubberboot naar Australië te ontsnappen. Tijdens de reis bleek de boot lek te zijn, waardoor ze gedwongen waren terug te keren naar het kamp".

Sam's vader Jacobus Uneputty, die in de verzetsgroep van vijf gedetineerden zat, schreef er later het volgende over:
"Onze acties vonden altijd ’s avonds plaats, van 22:30 uur tot 04:30 uur, in het donker. Na de operatie kregen we slechts anderhalf uur om te rusten voordat we weer aan het werk moesten. De afstanden tussen de Japanse objecten en onze barakken waren groot, maar de Japanners waren bang in het donker, vooral wanneer ze zich diep in de rimboe bevonden".
"De verzetsacties die we ondernamen waren van groot belang voor onze overleving. Als geïnterneerde kregen we slechts twee handjes rijst per dag – één in de ochtend en één in de avond. In de Japanse keukens stalen we voedsel om onszelf en medegedetineerden te helpen. We haalden ketella, sago, gedroogde vis, kasbie, aardappels, ketjap en vooral rijst". (
Foto rechts: interieur van een Japans krijgsgevangenkamp)
"
Ook het doorknippen van telefoonverbindingen tussen het hoofdkwartier op Linggat en de kleinere detachementen deden we als verzetsgroep. Verder wat we deden was het ontdoen van wapens van hun slagpin in de munitiebergplaats van vliegtuigen en kleine schepen en het onklaar maken van de vergrendeling van geweren".

Doodstraf

De Japanners hadden het vermoeden, dat er een verzetsgroep binnen het kamp actief was. Daarom controleerden de bewakers als het donker was geworden of alle gevangenen aanwezig waren. Meestal ging dit goed. Maar toch ging het een keer mis.  Jacobus Uneputty schrijft hierover: 
"Op een avond troffen ze ons echter niet aan. Bij terugkeer naar het kamp werden we aangehouden en naar de kampcommandant gebracht. De commandant sprak alleen met de vier Japanse bewakers. Na een korte tijd kregen we allemaal een spade en werden we door onze bewakers naar het strand gebracht waar we een kuil moesten graven. Het werd voor ons al snel duidelijk: we waren ter dood veroordeeld en moesten ons eigen graf graven”.
Jacobus Uneputty werd samen met zijn
verzetsmakkers naar het strand gebracht (Foto rechts: Japanse soldaten op een strand). Daar moesten zij hun eigen graf graven. Maar omdat er een hevige storm stond met zware regen, zagen de Japanners op het laatste moment toch af van de executie. "Dankzij Gods genade -zoals onze vader zich later realiseerde- overleefden zij deze beproeving", aldus zijn zoon Sam. Zijn vader beschreef wat er daarna gebeurde:
"Als voorbeeld voor de andere geïnterneerden werden we per twee vastgebonden aan een boom en mishandeld door Japanse soldaten. Deze straf duurde ongeveer 48 uur, verspreid over twee dagen en een nacht, waarbij we zowel moesten graven om daarna weer te worden vastgebonden aan de boom. Uiteindelijk werden we vrijgelaten en overgebracht naar Lingat", aldus Jacobus Unenputty

Geallieerde bombardementen

Zoon Sam schrijft verder ook over de geallieerde bombardementen op het kamp waar zijn vader vast zat: "Tijdens een aanval werd een van de gevangenen geraakt door een granaatscherf in zijn been. De enige optie was amputatie, uitgevoerd met een eenvoudige zaag. Ondanks hun inspanningen overleed de man later aan zijn verwondingen en infecties: een gruwelijke herinnering aan de ontberingen van deze periode".

Huwelijk en gezin

Na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 wordt Jacobus Uneputty gedetacheerd bij de Nederlandse Koninklijke Marine in Makassar en Jakarta. Tijdens een kort verlof in 1947 gaat hij naar Ambon. Daar trouwt hij met Wilhelmina Hetharia. Sam schrijft hierover ondermeer:
"Ze was niet alleen een zorgzame moeder, maar ook een sterke en pragmatische vrouw die zware keuzes moest maken in een politiek onrustig Indonesië. Ze zag geen toekomst in een land dat verscheurd werd door politieke onrust en spanningen. Ze overtuigde onze vader met hun inmiddels twee jonge kinderen (foto rechts) de oversteek naar Nederland te gaan maken. Na de souvereinitiets overdracht op 27 december 1949 aan de Republiek Indonesië was terugkeer naar Ambon onmogelijk. De situatie op de Molukken was gevaarlijk voor Molukse mariniers die loyaal waren gebleven aan Nederland. Uiteindelijk verliet ons gezin Indonesië in 1951 en begon een nieuw leven in Nederland".
"In Nederland stond onze moeder opnieuw voor de taak om een stabiele basis voor haar gezin te creëren. Ze zette haar veerkracht in om hun kinderen een veilige en hoopvolle toekomst te bieden, terwijl ze haar man steunde in het verwerken van zijn oorlogstrauma’s en de gevolgen van hun gedwongen migratie", aldus Sam Uneputty.

Epiloog

Sam Uneputty besluit zijn verhaal met een eerbetoon aan zijn ouders: "Voor ons is het verhaal van onze ouders een bron van trots en inspiratie. Onze vader Jacobus toonde in de meest onmenselijke omstandigheden een ongekende kracht en geloof. Onze moeder Wihelmina maakte met haar moedige keuzes en vooruitziende blik een betere toekomst voor ons mogelijk. Hun leven laat zien wat veerkracht, opoffering en liefde kunnen betekenen voor een gezin. Op de meest beslissende momenten in hun leven hebben ze vertrouwen gehad in een Hogere Kracht. Het geloof in God de Vader heeft ze steeds hoop en richting gegeven".

Meer informatie

Een uitgebreid verslag over de familie Uneputty voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog is te lezen op hun eigen website. Klik daarvoor op de oranje button hieronder.
 

Terug naar het overzicht