Micha Gelber
Micha Gelber was een jongetje van 6 jaar toen hij en zijn familie door de Duitse bezetter in Ede werden opgepakt. Via Kamp Westerbork belandden zij in concentratiekamp Bergen-Belsen. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog worden ze in veewagons geladen: als gijzelaars zijn ze wisselgeld voor de nazi's.
Erik Gelber en Meta Kattenburg zijn getrouwd op 20 juni 1929. Ze vestigen zich in Ede. Daar krijgt Erik een goede baan bij de Enka-fabriek, waar kunstgarens worden gemaakt. Erik en Meta krijgen twee zonen: Dukie en Micha, die de jongste is. Hij wordt geboren op 28 september 1935. Ze vormen een gelukkig gezin. De Gelbers zijn Joods en overtuigd zionisten.
Bezetting door de nazi's
Op 10 mei 1940 wordt Nederland aangevallen en bezet door nazi-Duitsland. Micha Gelber herinnert zich 85 jaar later de Duitse inval nog heel goed. In de film vertelt hij hoe zijn ouders hals over kop naar familie in Rotterdam vluchtten om vandaar naar Engeland te ontkomen. Dit bleek niet meer mogelijk, omdat ze kort na aankomst terecht kwamen in de massale Duitse luchtaanvallen, die een groot deel van de binnenstad verwoestten. De Gelbers ontkwamen tenauwernood aan de bommenregen. Het bombardement verwoest een groot deel van de Rotterdamse binnenstad en eist 1154 levens. Circa 2000 mensen raken gewond, 80.000 worden dakloos.
Terug naar Ede
Het gezin Gelber keert terug naar Ede, dat inmiddels ook door de Duitsers is bezet. En dat is ook op straat zichtbaar. Als de Gelbers hun huis aan de Burgemeester Prinslaan binnengaan, blijkt dat tijdens hun afwezigheid het huis doorzocht is door de Duitsers, omdat ze na een tip van een vrouwelijke NSB-er op zoek waren naar een Duitse Jood (Micha's vader), die wellicht gegevens aan de Nederlandse troepen op de Grebbeberg had doorgegeven. Ze vinden niets en worden vooralsnog met rust gelaten.
Gevolgen voor Micha en zijn broer Dukie
In april 1941 krijgt de Duitse bezetting wel al gevolgen voor Micha en zijn broer Dukie, hier op een foto die in 1941 van ze gemaakt is. (Micha links; Dukie rechts). Ook zij moeten de Jodenster dragen. Ze mogen niet meer naar de openbare school en het is ze verboden om winkels binnen te gaan. Toch lukt het ze nog wel een ijsje te eten. Want de ijsboer, "meneer Klaas", was zo aardig ze buiten een ijsje te brengen. Hij mocht van de bezetter geen Joden meer in zijn ijssalon toelaten...
Onderduik
Toen ze vanuit de Enka-fabriek bericht kregen van de razzia's in Amsterdam doken de Gelbers voor de zekerheid onder. Ook omdat een beruchte Jodenjager in Ede het op hen gemunt had.
Hun onderduik duurde niet lang. Vanuit Enka kregen ze bericht dat het weer veilig voor ze was. Ze konden vervolgens hun intrek nemen in een door de Enka geregelde andere woning, omdat vader Gelber 'economisch onmisbaar' voor het bedrijf was.
Toch opgepakt
Dan op 30 juli 1943 staat de politie toch aan de deur van hun niet zo lang geleden betrokken nieuwe huis. Het gezin Gelber wordt opgepakt. Onder politiebegeleiding moeten ze -met elk een koffertje- lopend naar station Ede-Wageningen. Per trein worden ze afgevoerd naar Kamp Westerbork. Desondanks vertrouwt vader Gelber op een goede afloop. En dat was niet zonder reden: vader Gelber had kort daarvoor het Rode Kruis Palestina-certificaat voor hem en zijn gezin ontvangen. Hiermee wilden de nazi's ze -met anderen die zo'n certificaat hadden- op enig moment ruilen tegen door de Engelsen in Palestina (dat toen onder bewind van de Engelsen stond) geïnterneerde Duitsers. Deze certifacten -veronderstelden de Gelbers- zouden ze bescherming kunnen bieden tegen deportatie naar de vernietigingskampen in het oosten. In feite waren ze vanaf dat moment gijzelaars van de nazi's.
Via Westerbork naar Bergen-Belsen
Omdat de Gelbers voor de Duitsers kostbare uitruil-gijzelaars waren, zijn ze vanuit Westerbork uiteindelijk niet afgevoerd naar het vernietigingskamp Auschwitz, maar naar Bergen-Belsen. Daar krijgen de uitruil-gijzelaars eigen barakken en worden ze net iets beter behandeld door de Duitse bewakers.
Aan het eind van de oorlog groeide concentratiekamp Bergen-Belsen in korte tijd van 12.000 naar meer dan 65.000 gevangenen. En daar was het kamp niet op berekend. Er was bijna geen eten en drinken meer voor zoveel mensen. In hoog tempo stierven vele tienduizenden gevangenen door hongersnood en dodelijke epidemiën (foto boven).
Het Verloren Transport
Op 11 april 1945 -als de geallieerden op het punt staan het Duitse leger definitief te verslaan- worden de 2400 zieke en stervende uitruil-gevangenen met het Palestina-certificaat in Bergen-Belsen toch weer op transport gesteld door de nazi's. Daaronder ook vader en moeder Gelber en hun twee zonen: Dukie en Micha. Waar ze naar toe gaan weten ze niet. Het wordt later het Verloren Transport genoemd. Het gezin Gelber overleeft het transport. Ze worden bevrijd door de Russen.
Epiloog
In de Tweede Wereldoorlog zijn door de nazi’s meer dan 6 miljoen joden vermoord. Samen met z’n broer en ouders heeft Micha het overleeft. Hij is nu 88 jaar.
Op de puinhopen van de Holocaust heeft hij een nieuwe toekomst kunnen bouwen. Micha heeft kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen gekregen. Hij houdt van ze en is trots op ze: zij zijn de hoop voor de toekomst.
Maar het oplaaiend antisemitisme sinds de 7-oktober-Hamas-pogrom, waarbij 1139 Israelï zijn vermoord en 244 gegijzeld: -als wisselgeld-, baart Micha grote zorgen. Hij heeft 80 jaar geleden zelf meegemaakt wat Jodenhaat teweeg kan brengen. Hij is één van de weinige Nederlandse Joden, die het kan navertellen...
Meer informatie
Over Micha Gelber staan ook artikelen in De Telegraaf en het magazine Aanspraak. Door op onderstaande oranje button Lees Meer te klikken kunt u de links naar deze artikelen vinden.
Een citaat van Micha Gelber over zijn leven na de Tweede Wereldoorlog uit het magazine Aanspraak van de Sociale Verzekeringsbank:
Naar Israël
"Mijn vaders mentaliteit was “De Holocaust aan de kant, want we moeten verder!” Maar mijn moeder heeft het verlies van haar familie nooit kunnen verwerken en was altijd ziek".
"In 1951 emigreerde ons gezin naar Israël. We leerden de taal en ik behaalde een technisch diploma als machinebankwerker. In Israël ontmoette ik veel Joodse wezen die hun ouders hadden verloren in de kampen. Iedereen keek hoopvol naar de toekomst van de nieuwe staat Israël, maar er moest ook gevochten worden. In dienst werd ik afgekeurd voor de velddienst vanwege mijn blinde linkeroog, maar ik werd ingezet als bibliothecaris bij de inlichtingendienst. In die tijd ontmoette en trouwde ik mijn eerste vrouw. Na twee jaar militaire dienst studeerde ik in snel tempo af aan de North Caroline State University in Amerika als textielingenieur. Terug in Israël werd ik bedrijfsleider van een garenveredelingsbedrijf, dat mede door mijn vader was opgericht. Mijn vrouw en ik kregen een dochter en een zoon.’
Naar Rotterdam
‘In februari 1967 werd ik door mijn bedrijf in Israël overgeplaatst naar Liberty Fabrics in Rotterdam. Ik wilde toen liever teruggaan naar Israël, omdat ik me daar veiliger en prettiger voelde, maar dit bleek binnen het bedrijf onmogelijk. Mijn vrouw en kinderen kwamen enkele maanden later ook over maar aangezien ons huwelijk niet meer was te redden, keerde ze na vijf weken terug naar Israël. In december 1967 zijn wij gescheiden. Via een diner bij een collega ontmoette ik mijn tweede vrouw Ria. In december 1968 trouwden wij en met haar kreeg ik nog een zoon. Op onze huwelijksreis naar Israël werden gelukkig mijn twee kinderen van zes en drie jaar oud - uit het eerste huwelijk - aan ons toegewezen en zij kwamen mee naar Nederland. Het voelde alsof ik altijd had gezworven en dat ik bij haar eindelijk rust vond. Dat is tot haar recente dood in 2020 zo gebleven. Het bleek uiteindelijk beter voor mijn gezondheid om vroegtijdig te stoppen met werken.
Nachtmerries over het kamp
In 1992 werd ik wegens vermeende smokkel door mijn bedrijf steeds verhoord door de Oekraïense KGB. Voor het eerst dacht ik terug aan een kampverhoor dat ik had bijgewoond in Bergen-Belsen en kreeg ik last van nachtmerries. Een arts voor vervolgingsslachtoffers bij de Pensioen- en Uitkeringsraad in Leiden adviseerde me zo snel mogelijk te stoppen met werken, wat ik in 1994 heb gedaan, omdat je als oorlogsgetroffene herbelevingen kunt krijgen van stressvolle situaties.’, aldus Micha Gelber in het magazine Aanspraak.