Direct contact? Mail ons: info@oorlogsverhalen.com

Home > Namen > Rie Koopmans

Rie Koopmans

Het oorlogsverhaal van Rie Koopmans. Zij is bijna 12 jaar als de Tweede Wereldoorlog in Nederland begint met de Duitse bezetting. Rie maakt de 5 oorlogsjaren intensief mee in Amsterdam, waar ze met haar ouders en twee broers woont. Maria (Rie) wordt op 3 juli 1928 in Amsterdam als tweede kind geboren in het gezin van Cornelis (Nelis) en Anna Koopmans. Haar broer Kees is dan vijf jaar. Drie jaar na Rie wordt Ton geboren.

Het begin van de oorlog
Rie weet zich van het begin van de oorlog te herinneren, dat deze op vrijdag 10 mei 1940 begon. Ze is dan elf, bijna twaalf jaar. Ze vertelt: “Ik weet dat nog heel goed, ik zie het voor me. Mijn moeder lag toen in bed met nierbekkenontsteking. ’s Morgens om zeven uur kwam de huisarts langs op de motor. Mijn moeder moest in bed blijven. Ze was in verwachting, maar dat wisten wij niet.
Opeens hoorden we een hard geluid, mijn moeder riep naar Kees: ‘Ga eens kijken welke gek daar kleden klopt.’ We kwamen erachter, dat er geen kleden werden geklopt, maar dat er werd geschoten. We woonden vlak bij de spoorlijn, er was een rangeerterrein”.

Paniek

Rie vervolgt: “Mijn moeder was in paniek. We hadden in het vertrek waar zij lag openstaande deuren met glas erin. Kees moest van mijn moeder zakken met zand vullen en die voor de deuren zetten.
Mijn vader werkte bij de marine en was niet thuis. ’s Middags kwam tante Lammigje. Zij had gehoord, dat moeder ziek was. Van haar moesten we alle ramen volplakken met krantenpapier. Dat deden we met behangplaksel. Ik heb ze later ook weer schoongemaakt, dat was een moeilijk werkje. Later moest ik boodschappen doen. Ik stond in de kaaswinkel, toen de sirenes afgingen. Ik mocht niet naar huis, maar moest in de winkel blijven. Ik vertelde nog, dat ik naar huis moest, omdat mijn moeder ziek was. Maar dat hielp niet, ik mocht niet weg.”

Vader niet naar Engeland

Op 5 mei staat Rie’s vader op het punt om met een onderzeeër van de Nederlandse marine naar Engeland te gaan. Als hij aankomt in de haven blijkt, dat er alleen ‘hoge heren’ mee mogen op de onderzeeër. Daardoor is er geen plaats meer voor vader. “God zij dank hoefde hij niet naar Engeland”, aldus Rie.

Kunstbescherming

Na de ontmanteling van het Nederlands leger door de Duitse bezetter, wordt de vader van Rie  Hoofd Kunstbescherming van de Nieuwe Kerk op De Dam (foto rechts) en de Westerkerk in Amsterdam. Hij hoeft zijn fiets niet in te leveren, die heeft hij nodig voor zijn werk. Ook krijgt hij ontheffing van de spertijd.

Geboorte Rudi

Op 25 juni 1940 wordt Rudi als zeven-maands-kindje geboren. Op dat moment is vader thuis. De baby moet zo snel mogelijk naar het ziekenhuis. Hij weegt maar twee pond. Er zijn geen kleertjes die passen. Van een pak watten wordt een soort jasje gemaakt en zo wordt Rudi door vader in een schoenendoos naar het Emma Kinderziekenhuis ( foto rechts) gebracht. Vlak daarvoor hebben Duitse soldaten alle Joodse kinderen uit het ziekenhuis gehaald. Rudi verblijft daar drie maanden. Moeder Anna is dan nog steeds ziek.

Verhuizen

Het gezin woont op de Celebesstraat in Amsterdam. Het huis heeft een tuin en een schuurtje, waar vader graag knutselt. Maar het huis wordt te klein, nu er vier kinderen zijn.
Daarom verhuist het gezin naar de Bos en Lommerweg, driehoog, ook in Amsterdam (foto rechts). Vader verhuist alles per bakfiets. Rie zit op de HBS, maar na de verhuizing moet ze naar de MULO, omdat er geen HBS in de buurt van hun nieuwe huis is. Rie loopt elke dag naar haar nieuwe door de Duitse bezetter school.

Februari staking

Op 25 en 26 februari 1941 breekt de Februari staking uit in Amsterdam om tegen de Jodenvervolging en de razzia’s te demonstreren. Maar dat is verboden door de Duitse bezetter. Kees, de broer van Rie, gaat samen met een vriend kijken. Samen lopen ze tussen de Duitse soldaten door. Ze worden geslagen. Ze mogen blij zijn, dat ze niet worden opgepakt.

Broer Kees naar Duitsland

Kees, werkt bij een klokkengieterij. Zijn baas, de heer Ansink zit in het verzet. Hij wordt verraden. De fabriek moet sluiten en de werknemers krijgen ontslag. De Duitse bezetter stuurt Kees in het kader van de Arbeidseinzats naar Dresden. Daar wordt hij tewerkgesteld bij I.G. Farben, een verffabriek.
Later zal blijken dat IG Farben met haar fabriek in Monowitz, vlakbij vernietigingskamp Auschwitz, (foto rechts) het Zyklon-B gifgas produceerd. Vooral met dit gas zijn miljoenen joden vergast in de vernietigingskampen.
Kees krijgt één keer verlof om zijn familie in Amsterdam op te zoeken. Het blijkt dat hij verkering met een Duits meisje heeft. Op zijn 21e trouwt Kees met haar. Ze heet Maria Muchowa, en woont in het door de Duitsers geannexeerde Sudetenland. Na hun huwelijk wonen ze een poosje bij de ouders van Maria, tot Maria’s moeder, evenals haar neven, wordt gedeporteerd.

Vindingrijk

Rie vertelt: “Mijn vader was erg vindingrijk. Hij kon van alles maken. Dat is ons goed van pas gekomen in de oorlog. Bij de tweede molen richting Halfweg had hij een stuk land. Daar verbouwde hij groenten. Hij was bevriend met de boeren daar in de buurt en hielp hen met slachten van vee. Zo was er bij ons ook vaak groente en vlees op tafel. Er werd onderling veel voedsel geruild".
"Mijn vader stookte in die tijd illegaal jenever, samen met zijn zwager Klaas Feenstra. Oom Klaas regelde klanten en een broer van mijn moeder, oom Bertus, transporteerde stiekem de jenever. Mijn vader had daarvoor een soort dubbelwandige harnas gesoldeerd. Daar werd de jenever in gedaan en met riemen om het lijf van Oom Bertus vastgemaakt. Daar overheen een jas, waardoor niemand het kon zien”. (Foto rechts: een onbekende illigale jeneverstoker).
Rie vervolgt: “Ik moest bieten raspen- zwaar werkje!- waarvan stroop werd gemaakt, die mijn vader gebruikte voor de jenever. Hij had de raspen zelf gemaakt".
"We bakten ook zelf brood. Het graan raapten we voor schooltijd. Dan liepen we achter de boeren aan, die het graan maaiden. Mijn vader had zeven gemaakt om het graan te zeven. De handkoffiemolen paste hij aan door het reservoir, waar normaal de koffiebonen ingingen, groter te maken. Zo kon er meer graan in. Met de aangepast koffiemolen werden de graankorrels vermalen om er brooddeeg van te maken”, aldus Rie.

Schaarste

Tegen het einde van de oorlog is er grote behoefte aan kleding. Doordat Rie en haar broertjes in de groei zijn, passen de kleren en schoenen al snel niet meer. Rie vertelt: “Er werden schoenen van papier gemaakt, maar als die nat worden, gaan ze kapot. Mijn vader maakte van een stuk hout klompen met een stukje leer er over. Buurman Engel Gravemaker is kleermaker. Hij tornt oude jassen uit elkaar, keert ze en maakt er kinderjassen van. De schapenwol wordt gesponnen en van dat garen breide ik dan sokken en vesten”, aldus Rie. Eten wordt ook steeds schaarser en duurder. De eieren kosten 10 gulden per stuk. Rie laat één van de eieren vallen en weet nog, hoe verschrikkelijk ze dat vond.

Hongerwinter

De winter van 1944-45 is erg koud. Rie heeft een slaapkamer in de suite. Er zit geen behang op de muren, maar krantenpapier. De gordijnen hebben ze van de koster gekregen.
Rie’s vader verbouwt tabak in de door hem gehuurde tuin. Die ruilt hij via via voor shag bij de British Tobacco Company. Die shag ruilt hij weer met de koster voor antraciet voor het fornuis. En zo hadden ze toch nog een beetje warmte tijdens die strenge hongerwinter. Doordat haar vader als Hoofd Kunstbescherming van de Westerkerk de brandweer daar een brandblusinstallatie heeft laten aanleggen, krijgt hij van hen als tegenprestatie grote accu’s, die voor wat licht in huis zorgen, want de elektriciteit is door de bezetter afgesloten. Dat geldt ook voor het gas. Rie: "Maar oom Klaas haalt de verzegeling eraf, zodat er toch weer op gas jenever gestookt kan worden".

Wonderkacheltje 

Rie vervolgt : “ Mijn vader maakte een ‘wonderkacheltje’. Daar moet heel fijn hout in. Op zolder worden met een bijl kleine stukjes houtgehakt. Het wonderkacheltje staat op het aanrecht. Hierop wordt theewater (voor surrogaat thee) en eten gekookt. ( Foto rechts: een wonderkacheltje uit de oorlog)
(-) Aan het eind van de oorlog ruilt moeder schillen voor melk. Ze vervoert de schillen in de fietstas. In het tankje, dat normaal voor vervoer van jenever wordt gebruikt, neemt ze de melk mee terug. (-) Door de spoorwegstaking kan er ook in Amsterdam geen zout meer worden aangevoerd. Op een dag komt mijn broer Ton thuis, die vertelt dat er bij de brug een grote zak strooizout staat om de brug in de koude winter met veel sneeuw en ijs, begaanbaar te houden. Vader stuurt Ton er met schep en bolderkar op uit om stiekem een lading zout te halen. Hij wordt niet gesnapt!”. Rie vervolgt: “Het was een spannende tijd. Vriendinnetjes mee naar huis mocht niet. En ik mocht ook niet bij vriendinnetjes de trap op, want misschien hadden ze onderduikers... Iedereen had in de oorlog zijn eigen geheimen.”

Bevrijding Amsterdam

Op 5 mei capituleert de Duitse bezetter. Nederland is weer vrij.
Maar op 7 mei 1945 wordt er op de Dam toch nog geschoten door de Duitsers. Ze weigeren zich over te geven. Als het schieten begint, is Rie in het centrum. Iedereen rent weg en Rie holt zo snel mogelijk naar huis. Later wordt bekend dat de schietpartij aan minstens 32 mensen het leven heeft gekost en dat er naar schatting meer dan 100 gewonden gevallen zijn. Van de schietpartij op De Dam zijn authentieke filmbeelden bewaard gebleven, die te bekijken zijn door op het pijtje in de foto rechts te klikken.

Vreugde

Maar op 8 mei 1945 is ook in Amsterdam de oorlog definitief voorbij. Rie weet het zich nog goed te herinneren: “We hoorden ’s avonds om acht uur opeens lawaai. De man van de tabakswinkel bracht allemaal dozen naar buiten en verbrandde ze als een vreugdevuur.
De oorlog was voorbij, maar ik mocht niet naar buiten, want misschien was het toch nog spertijd en zaten er nog Duitsers, zoals de dag ervoor bij de schietpartij op de Dam...”, aldus Rie.
Toen de hoofdmacht van Engelse- en Canadese troepen Amsterdam binnenkwam, werden ze massaal toegejuicht (foto rechts). Rie: “De mensen aan de kant zwaaiden en schreeuwden van blijdschap. De druk van de oorlog was weg, de mensen konden weer lachen.”

Dankbaarheidspenning

Na de oorlog krijgt Rie’s vader een penning als dank voor zijn inzet bij de Kunstbescherming van de Amsterdamse Nieuwe Kerk en de Westerkerk.
Rie heeft de penning van haar vader geërfd. (foto rechts)
Rie's broer Kees komt samen met zijn vrouw Maria in juni 1945 weer thuis in Amsterdam.

Met dank aan de inmiddels opgeheven Stichting Ongeland. 

 

 

 

Terug naar het overzicht